Binnenlands verzet in het licht


De Dokwerker: De joodse Amsterdammers krijgen in 1940 met steeds meer maatregelen te doen die tegen hen gericht zijn. In februari 1941 komen zij in verzet en vechten met pro-Duitse knokploegen. Er valt een dode aan nazi-kant. Woedend houdt de Ordnungspolizei op zaterdag 22 en zondag 23 februari een klopjacht in de Jodenbuurt. De wrede razzia leidt tot deportatie van 400 joodse mannen tussen 18 en 35 jaar naar kamp Schoorl en later naar het Oostenrijkse strafkamp Mauthausen. Bijna niemand zal overleven. De verontwaardiging in de stad is groot. Onder leiding van de Communistische Partij Nederland (CPN) breekt op 25 februari een massale staking uit in bedrijven en gemeentelijke diensten: Staakt!!! Staakt!!! Staakt!!! Het slaat over naar de Zaanstreek, Hilversum, de regio Haarlem, Weesp en Utrecht. Tientallen actievoerders, ook een enkele vrouw, worden opgespoord en zwaar gestraft. In 1950 geeft de gemeente Amsterdam beeldhouwer Mari Andriessen de opdracht om de Februaristaking te vereeuwigen. Twee jaar later wordt De Dokwerker onthuld.
Foto: Nationaal Archief (1961)



Anton de Kom wordt in Paramaribo geboren (1898). In 1921 gaat hij naar Nederland waar hij op zijn werk Nel Borsboom leert kennen; ze trouwen en krijgen vier kinderen. De Kom is actief in linkse organisaties. Hij wil eind 1932 terug naar Suriname om de arbeiders daar te ondersteunen. Binnen een maand wordt hij gearresteerd en daarna met zijn gezin het land uitgezet. Weer in Nederland schrijft de Kom het baanbrekende boek ‘Wij slaven van Suriname’ – de hier gebruikte foto sierde de kaft (1934). Tijdens de Duitse bezetting is hij actief bij het communistisch gerichte verzet en schrijft hij voor het illegale ‘De Vonk’. Maar op 7 augustus 1944 wordt hij voor zijn huisdeur in Den Haag opgepakt en vastgezet in het ‘Oranjehotel’ (Scheveningen). Vanuit kamp Vught volgt deportatie naar de Duitse kampen Sachsenhausen en Sandbostel, bij Bremerhaven. Daar overlijdt Anton de Kom op 24 april 1945 aan de ontberingen en onbehandelde tuberculose. In 2006 werd in Amsterdam Zuidoost een monument voor hem onthuld. Zijn naam komt sinds 2020 voor in de Canon van Nederland.
Foto: kamp Vught (NIOD).
Voor meer verzetsmensen met een Surinaamse achtergrond zie Suriname op deze website.



Willem Arondéus wordt in Naarden geboren (1894). Onzeker over zichzelf, ontwikkelt hij zich binnen artistieke kringen tot beeldend kunstenaar en schrijver. Hij komt al vroeg uit de kast en heeft twee keer een relatie met een andere man. Tijdens de Duitse bezetting begint Arondéus de illegale Brandarisbrief. Daarin roept hij zijn collega’s op om niet met de nazi’s samen te werken. Met beeldhouwer Gerrit van der Veen wordt hij hierna de ziel van een groep kunstenaars, van wie meerdere homoseksueel zijn, die valse identiteitsbewijzen maakt. De groep pleegt op 27 maart 1943 een bomaanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister om daarmee de persoonsgegevens van joodse en andere burgers vernietigen. Iedereen draagt een Duits uniform, Arondéus is de kapitein. Een deel van de kaarten wordt onbruikbaar. Bijna alle aanslagplegers worden gevonden en ter dood veroordeeld. Arondéus vraagt bij het proces aan advocate Lau Mazirel: ‘Zeg de mensen dat homoseksuelen niet per definitie zwakkelingen zijn’. Willem wordt op 1 juli 1943 in de Overveense duinen samen met de anderen gefusilleerd.
Foto: Verzetsmuseum Amsterdam (NIOD).
Voor meer homoseksuele verzetsmensen in oorlog en verzet zie Nederland op deze website.



Segundo Jorge Adelberto (‘Boy’) Ecury wordt geboren in Oranjestad, Aruba (1922). In 1937 vertrekt hij samen met zijn broer naar Nederland om in het onderwijsdorp Oudenbosch zijn handelsdiploma te halen. Na de Duitse inval gaat hij samenwerken met Luis de Lannoy uit Curaçao (1918) die in het Tilburgse studentenverzet zit. Boy wordt ook lid van het Oisterwijkse verzet. Ondanks zijn opvallende huidskleur is Ecury actief bij aanvallen op Duitse vrachtwagens, sabotage van spoorrails en hulp aan onderduikers en geallieerde piloten. Als zijn vriend Luis in de Utrechtse gevangenis belandt probeert hij hem eruit te krijgen, wat mislukt. In oktober van dat jaar wordt Noord-Brabant door de Geallieerden bevrijd. Ecury sluit zich nu aan bij de Knokploegen (KP) van Den Haag. Wanneer hij begin november voor de aanslag op een bekende NSB-er naar Rotterdam gaat blijkt er iemand de Sicherdienst te hebben ingelicht. Arrestatie volgt en de dag erna, 6 november 1944, wordt Boy Ecury op de Waalsdorper vlakte geëxecuteerd.
Foto: NIOD.
Voor meer verzetsmensen met een Antilliaanse achtergrond zie Ned. Antillen op deze website.



Willem Kraan wordt in Amsterdam geboren (1909). Zijn vader en zijn grootvader waren smid. Hij zelf werkt vanaf zijn zestiende bij Publieke Werken als stratenmaker; daar wordt hij lid van de Communistische Partij. Op 17 mei 1933 trouwt hij met Elisabeth (‘Bets’) Kolder. Ze krijgen een dochter, Catrientje. Willem is op bezoek bij zijn ouders in de Nieuwmarktbuurt als de Grüne Polizei op 23 februari 1941 op joodse Amsterdammers jaagt. Hij is geschokt en wil iets doen. Samen met zijn makker Piet Nak van de gemeentereiniging geeft hij het signaal voor de Februaristaking. Negen maanden later wordt Willem opgepakt en opgesloten op vliegbasis Soesterberg. Na een afscheidsbrief met ‘1000 zoenen’ aan Bets, Trienie en alle andere familieleden wordt hij op 19 november 1942 met dertig anderen doodgeschoten. In Amsterdam-Slotermeer wordt een straat naar hem vernoemd. Sinds 1966 staat daar het beeld 'De Antifascist'.
Foto: Amsterdams 4-5 mei Comité.


George Maduro wordt geboren als zoon van een welgestelde joodse familie in Willemstad, Curaçao (1916). Op zijn tiende gaat hij voor scholing naar Den Haag, gevolgd door een studie rechten in Leiden (1934). In december 1939 wordt Maduro 2e reserve-luitenant van de Cavalerie. In die functie leidt hij op de dag van de Duitse overval een peloton huzaren bij de inname in Rijswijk van een villa vol Duitse parachutisten. Hierna zit hij een half jaar gevangen in het ‘Oranjehotel’. Weer buiten weigert hij zich aan te melden als Jood en sluit hij zich aan bij het verzet. In mei 1941 wordt hij opnieuw gearresteerd. Men chanteert hem vanwege zijn rijke familie, mishandelt hem en zet hem in een isoleercel. Vrijgelaten hoort hij dat zijn vriendin Hedda met een ander trouwt. Maduro duikt onder en probeert in de zomer van 1943 via Spanje Engeland te bereiken. Zijn gids verraadt hem en George wordt in Saarbrücken vastgezet. Op 24 november 1944 volgt deportatie naar het concentratiekamp Dachau, waar de verzwakte George Maduro op 9 februari aan vlektyfus sterft. Postuum wordt hem de Willemsorde verleend. Als grafmonument stichten zijn ouders miniatuurstad Madurodam.
Foto: NIOD.



Frieda Belinfante wordt geboren in Amsterdam (1904). Haar vader is joods en musicus en zijn dochter wordt celliste. Frieda is openlijk lesbisch en woont tussen 1922 en 1928 samen met de componiste Henriette Bosmans. Vanaf 1935 treedt ze op als dirigent, in mannenkleding, en tussen 1937 en 1940 heeft ze haar eigen Klein Orkest. Belinfante wordt na de Duitse inval actief in het verzet, zowel bij de Groep 2000 van Jacoba van Tongeren als bij de groep kunstenaars die persoonsbewijzen namaakt. Ze hoort bij de initiatiefnemers van de aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister van maart 1943, maar wordt niet opgepakt. Belinfante duikt onder en slaagt erin om Zwitserland te bereiken. Daar vindt ze steun bij haar muzikale contacten. Na de oorlog krijgt ze in ons land als vrouwelijke, lesbische musicus en dirigent nauwelijks erkenning of werk. In 1947 vertrekt ze naar Californië. Hier kan ze door met haar muzikale carrière. Zeven jaar later is Frieda Belinfante wereldwijd de eerste vrouw die vaste dirigent is van een professioneel orkest.
Foto: NIOD.



Jacoba van Tongeren wordt in het toenmalige Nederlands-Indië geboren, in Bandoeng (1903). Van haar vader, genieofficier Hermannus van Tongeren, krijgt ze een bijna militaire opvoeding. In 1916 gaat het gezin terug naar Nederland. Na opleidingen en een lange ziekteperiode wordt Jacoba in 1938 maatschappelijk werkster. In haar functie kan ze onbeperkt kan reizen. Hermannus is Grootmeester van de Vrijmetselarij; deze wordt direct na de Duitse inval verboden. Jacoba kan nu haar vader helpen door documenten en geld naar veilige plekken in zijn netwerk te brengen. Begin 1941 komt ze bij de Bijzondere Kerkelijke Gezinszorg in dienst. Daar krijgt ze toestemming om haar netwerk overeind te houden. Jacoba concentreert zich op de hulp aan onderduikers; het worden er tenslotte 4500. Hiervoor zet ze de geweldloze Groep 2000 op. ‘2000’ is zij zelf, volgens een codesysteem dat alle 140 leden geen naam, maar een nummer geeft. Ook de adressen van de onderduikers en haar correspondentie zijn gecodeerd. Nooit worden de codes gekraakt en iedereen overleeft. Ze krijgt de titel ‘de Bonnenkoningin’. Helaas zien velen een vrouwelijke verzetsleider als een bedreiging. Pas lang na haar dood volgt erkenning.
Foto: Standbeeld Jacoba van Tongeren, Antillenstraat (Fred Martin).



Familie Fontijn Gerrit Fontijn (1907) heeft een tuinderij langs de Slotervaart, niet ver van het huidige metrostation Heemstedestraat. Hij woont er met zijn vrouw Marie Smit (1906), die tuindersdochter is en lerares naaien, en hun twee dochters, ‘Moppie’ (1929) en Annie (1931). Midden in de oorlog verhuist het gezin naar een woning aan de Warmondstraat. Maar in de loop van 1944 krijgt de tuinderij een tweede functie. Er komt een stencilmachine te staan waarmee ‘Tijn’ het ondergrondse Parool af gaat drukken. De tuinderij ligt diep in de polder, het machinegeluid valt niet op. Dochter Annie brengt het ‘moedervel’ met het getypte oorlogsnieuws per roeiboot naar haar vader – tot een volwassene het overneemt - en de gestencilde bulletins gaan over het water weer naar de Warmondstraat. Moeder doet de Parooltjes in de schooltassen en Annie en Moppie leveren ze af bij een verdeeladres in de Vaartstraat. In 2015 zegt Moppie dat ze is, maar: ‘nu zou je je kinderen nooit dat gevaarlijke werk laten doen’.
Foto: familiearchief Fontijn.



Verzetsgroep Irawan: Al ver voor de oorlog kwamen studenten uit Nederlands Indië samen in een eigen Vereniging, ofwel de ‘Perhimpoenan Indonesia’. De ‘Indonesische’ jongeren uit Java, Sumatra en de Molukken verzetten zich daarbij flink tegen het kolonialisme. Maar na de inval van mei 1940 besluiten zij het Duitse fascisme als de grootste vijand te zien. ‘Eerst Nederland bevrijden, dan Indonesië’. Dat werd ook het motto van het illegale verenigingsblad ‘De Bevrijding’. 10% van de Indonesische studenten neemt de stap om zich aan te sluiten bij het binnenlands verzet, vijf van hen zullen het niet overleven. Ze helpen (joodse) onderduikers, vervalsen documenten, zijn betrokken bij illegale bladen, voeren aanslagen uit om voedselbonnen te bemachtigen enz. In Leiden hebben ze zelfs een eigen militaire eenheid. Een van hen is Irawan, zoon van Ario Adipati Soejono. Hij is de ‘Indonesische’ minister in het Nederlandse oorlogskabinet - waar niemand naar hem wil luisteren. Op 13 januari 1945 is Irawan per fiets onderweg met op de bagagedrager een gerepareerd stencilapparaat. Hij komt in een Duitse razzia terecht en wordt doodgeschoten. Iedereen is verslagen, maar zijn vrienden en vriendinnen gaan door onder de naam Irawan.
Foto: ‘Irawan’ bij de bevrijdingsparade in Amsterdam (8-5-1945). Verzetsmuseum.
Voor meer verzetsmensen met een Indonesische achtergrond zie Ned. Indië op deze website.

© 2023 Bevrijding Intercultureel