Antilliaanse oorlogsslachtoffers

Segundo Jorge Adelberto (Boy) Ecury

Foto: www.museenkoeln.de
Hij werd op 23 april 1922 geboren in Oranjestad, Aruba. Hij was zevende van een katholiek gezin van dertien kinderen. Zijn vader was een bemiddeld zakenman. Boy ging aanvankelijk naar de fraterschool op het eiland, maar zijn ouders haalden hem daarvan af omdat ze hem te opstandig vonden. Hij werd samen met zijn broer Nicky naar de St. Augustin Military Academy op Portorico gestuurd. Daar bleken de jongens niet welkom vanwege hun donkere huidskleur. De ouders schreven hen toen in Nederland in, bij de Broeders van St. Louis in Oudenbosch, een befaamd instituut. Daar werden ze overigens op straat wel eens voor ‘neger’ uitgescholden. Boy behaalde er een handelsdiploma.
De broers maakten de meidagen van 1940 mee en zagen de puinhopen van Rotterdam. Boy kwam in contact met een collega-student van de Antillen, Luís de Lannoy, die in Tilburg woonde en daar deel uitmaakte van het studentenverzet. Ze schreven elkaar in het Papiaments op briefpapier met een portret van Willem van Oranje. Boy was gespierd en een man van actie. Hij hielp Luís bij de uitvoering van illegale plannen en stak Duitse vrachtauto’s in brand. Hij sloot zich aan bij de Oisterwijkse Raad van Verzet. Boy maakte fosforbommen en bestookte daarmee Duitse vrachtauto’s, maakte een spoorlijn onklaar en bood hulp aan geallieerde piloten. Toen Luís de Lannoy na verraad op 10 februari 1944 werd gearresteerd deed Boy een poging hem uit de Utrechtse strafgevangenis te bevrijden, hetgeen mislukte.
Hans P. Gerritsen (Oisterwijk) vertelt dat hij eind mei, begin juni 1944 door de heren Linthorst, Brunnekreef en Van der Klei in de Raad van Verzet werd opgenomen. Daarvoor had hij in kamp Amersfoort gezeten en hij voelde zijn leven al als ‘afgeschreven’. Eenzelfde gevoel herkende hij bij Boy Ecury. Hij had niets meer te verliezen. Samen zaten zij enige dagen op de zolder van een boerenschuur nabij en in een hut achter boerderij 'De Rozep Hoeve'. Door zijn donkere uiterlijk viel Boy Ecury in Oisterwijk erg op. En het was voor verzetsmensen al gevaarlijk. Vanaf begin oktober 1944 trokken geallieerde troepen naar het gebied rond Tilburg. Na overleg met commandant 'Bim' van der Klei vertrok Ecury naar een duikadres in Tilburg. Hij maakte een zeer strijdlustige indruk. Op 26 oktober werd Oisterwijk door Schotse eenheden bevrijd. [Met dank aan de heer Gerritsen, februari 2008, december 2013].
Boy Ecury bleef ondanks de kans op bevrijding niet in Brabant. Hij kwam in contact met de Knokploegen (KP) in Den Haag. Zij bereidden illegale acties voor in Rotterdam, daaronder een moordaanslag op een lid van de Nederlandse nazi-beweging (NSB). Op zondag 5 november 1944, nadat hij de hoogmis had bezocht, werd Boy Ecury in Rotterdam gearresteerd, vlak voor het gebouw van de Sicherheitsdienst (SD), verraden. Hij werd overgbracht naar de Scheveningse gevangenis en op 6 november geëxecuteerd op de Waalsdorpervlakte in Den Haag, de plek waar veel verzetsmensen werden doodgeschoten. In 1947 werd hij herbegraven op Aruba. In 1949 werd er een standbeeld voor hem opgericht. In 1984 werd Boy Ecury postuum het Nederlandse verzetsherdenkingskruis toegekend.

Bron: Allochtonen van nu en de oorlog van toen p. 63-64
Foto: www.onderscheidingen.nl

Wat bezielde Boy Ecury om als jonge zwarte jongen in Nederland in het verzet te gaan?
Zijn neef Ted Schouten: “We hebben de neiging naar de oorlog te kijken met de ogen van nu. Toen Boy in 1937 naar Nederland ging om te studeren, was dit land niet bepaald kleurrijk. Hij was een uitzondering, een bezienswaardigheid. De dekolonisatiegolf had nog niet plaatsgevonden. Op de Antillen waren nog geen status-aparte-behoeften. En Nederland had nog geen last van allochtone criminaliteit. Boy, die uit een rijke familie kwam, voelde zich in de eerste plaats Nederlander. Hij had een opstandig karakter. Geconfronteerd met schaarste, ellende, overheersing, discriminatie en geweld stelde hij zich agressief en zelfs provocerend op jegens de bezetter. Toen zijn beste vriend, Luis de Lannoy uit Curaçao, wegens verzetsactiviteiten werd opgepakt, sloot Boy zich aan bij een verzetsgroep in Oisterwijk. Hij hielp onderduikers in Tilburg, stak Duitse vrachtauto's in brand en liet treinen ontsporen. Hij werd verraden. De tijdgeest was anders, dat begrijp ik nu beter. Er komt ruimte voor een verhaal als dat van mijn oom.
Hij was reeds vanaf het begin van de oorlog actief in het verzet. In 1942 moest hij Tilburg ontvluchten omdat het te gevaarlijk voor hem werd. Hij zwierf vervolgens in Oisterwijk, Delft en Rotterdam. Op 5 november 1944 werd hij te Rotterdam gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen en op 6 november 1944 werd hij op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd.”
Ted Schouten, half-Nederlands, half Arubaan (zijn moeder was een jonger zusje van Boy Ecury) maakte begin jaren tachtig een tv-documentaire (voor TeleAruba) over het leven van zijn oom, de Arubaanse verzetsheld in Nederland. En hij schreef een boek dat in 1985 in een beperkte oplage van 1500 exemplaren verscheen (zie onder).
>
Op de L.G. Smith Boulevard staat een borstbeeld van Boy Ecury

Aandacht op Aruba
Wat bezielde een zwarte jongeman om in Nederland in de Tweede Wereldoorlog in het verzet te gaan? Vooral deze vraag inspireerde Schouten om een diepgravend onderzoek te doen. Hij vond een schat aan historisch materiaal in de kamferkist van zijn oma. Opa bleek een uitgebreid onderzoek gedaan te hebben naar de dood van zijn zoon. Had zelfs de namen en foto's van de Duitse soldaten achterhaald.
Sinds november 1949 staat er een standbeeld van Boy Ecury aan de Lloyd G. Smith Boulevard in Oranjestad. Rond 4 mei werd de documentaire nog wel eens gedraaid op Aruba, maar verder werd er weinig aandacht besteed aan de lokale oorlogsheld. De Tweede Wereldoorlog leek ver weg. Ted Schouten, inmiddels verhuisd naar Nederland, werd vorig jaar (2000) gebeld door de Arubaanse regering. Zijn boek zal worden herdrukt.

Museum, boek en film
Boy Ecury neemt tegenwoordig een centrale plaats in in het nieuwe oorlogsmuseum waar op 20 april door Kroonprins Willem Alexander een gedenkplaat is onthuld. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei sprak van een 'ware revival van de Tweede Wereldoorlog op Aruba'.
De permanente tentoonstelling in het nieuwe oorlogsmuseum in Oranjestad laat het een en ander over die geschiedenis zien. De expositie is ondergebracht in een voormalige bunker. Het leven van Boy Ecury krijgt ook breeduit aandacht.
Schouten: "De voornaamste motivatie voor het museum is waarschijnlijk niet de opgeleefde belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog, maar veeleer het belang van de toeristenindustrie. Toerisme is de belangrijkste bron van inkomsten van Aruba.
De regering wil haar gasten meer bieden dan alleen zon en palmenstranden. Dat maakt mij niets uit, als er maar aandacht is voor Boy's verhaal."
Met medewerking van Ted Schouten is er een film gemaakt over het leven van Boy Ecury. De film heet ‘Boy Ecury’, werd opgenomen o.a. in de Beemster (N.H.) en is in 2003 uitgebracht. Regie: Frans Weisz. Scenario: Arthur Japin. Cast: Felix de Rooy, Steve Hooi, Johnny de Mol, Gaby Milder, Sylvia Poorta. De film werd in 2003 onderscheiden met een Gouden Kalf en won in 2004 een Amerikaanse Columbine Award als ‘best feature film’. (voor een samenvatting en foto's van de film zie verder)

Bronnen

Ted Schouten, ‘Boy Ecury, een Antilliaanse jongen in het verzet’ (ISBN 90-5730-242-X), Walburg Pers.
Nationaal Comité 4 en 5 mei, Onno Kronenberg, 'Vrijheid geef je door'. 020-6209688, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
www.4en5mei.nl

George John Lionel Maduro

<Foto: www.residentie.net
Officier George John Lionel Maduro werd geboren in hoofdstad van de Nederlandse Kolonie Curaçao, Willemstad (15 juli 1916), als achterkleinzoon van de stichter van de invloedrijke joodse firma S.E.L. Maduro & Sons. Hij studeerde rechten aan de Universiteit van Leiden, toen de Duitsers Nederland binnenvielen op 10 mei 1940. Zijn laatst bekende adres was Frederik Hendriklaan 111, Den Haag. Zijn beroep was op dat moment repetitor (www.joodsmonument.nl).
Als reserveofficier (2e luitenant) der Huzaren werd hij ingezet in de regio Den Haag, onder meer bij de Oude Tolbrug aan de Vliet. Hij onderscheidde zich bij de aanval op Duitse parachutisten in de villa Leeuwenberg te Rijswijk.

De omschrijving van de reden waarom hij postuum de Militaire Willemsorde ontving luidt:
‘Heeft zich in den strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw onderscheiden, door op 10 Mei 1940 als Commandant van een peloton jonge soldaten met veel beleid en op eigen initiatief de overmeestering te ontwerpen en voor te bereiden van de achter de Vliet bij RIJSWIJK door den vijand bezette villa "Leeuwenburg" (Dorrepaal). Met zeer veel moed aan het hoofd van twee groepen de onder vijandelijk mitrailleurvuur liggende brug over de Vliet overschreden, den aanval op het versterkte steunpunt (Villa "Leeuwenburg") persoonlijk geleid en bij den stormaanval als eerste binnengedrongen, het verzet aldaar gebroken en de bezetting krijgsgevangen gemaakt.’
In maart 1942 verplichtte de Duitse bezetter alle reserveofficieren om zich te melden. Maduro deed dit niet en dook onder bij familie van een studievriend. Hij sloot zich aan bij het verzet en hielp geallieerde piloten via een zuidelijke route naar Spanje en Portugal te vluchten. Om zich in Londen te kunnen aanmelden voor de Nederlandse strijdkrachten ging hij zelf eind juni 1943 ook op weg naar Spanje. Door verraad viel hij aan de Belgisch-Franse grens (Charlesville) in de handen van de Duitsers en werd, als militair, geïnterneerd in Saarbrücken.
In september 1942 diende de vader van George, Jossy M.L. Maduro, een verzoekschrift in bij koningin Wilhelmina. Hij vroeg om de uitwisseling van zijn zoon tegen op Bonaire geïnterneerde Duitsers. Hetzelfde deed de vader van Ernst Cohen Henriquez. De regering ging er niet op in. Ruim een jaar later, in november 1944, werd George vanwege de geallieerde opmars naar het concentratiekamp Dachau gestuurd. Daar overleed hij op 9 februari 1945 aan vlektyfus.
De Nederlandse militairen die vielen bij de slag om Den Haag kregen een standbeeld bij Sorgvliet. George Maduro kreeg een bijzonder monument. Ter nagedachtenis aan hem hebben zijn ouders, Jossy en Rebecca, met steun van het bedrijfsleven en een architect in 1952 Madurodam opgericht, waar de mooiste gebouwen van Nederland op schaal 1:25 zijn nagebouwd. Ook staat het geboortehuis van George in Madurodam. Het is in 1895 gebouwd in de Palladianistische stijl, een bouwstijl gekenmerkt door harmonie en eenvoud.

Bij de ingang van Madurodam staat ook een apart gedenkteken ter nagedachtenis aan George Maduro, de enige Antilliaan aan wie Nederlands hoogste onderscheiding is toegekend, de Militaire Willemsorde.
In 1991 hebben de Oud-Dachauers in Madurodam, tijdens de jaarlijkse reünie een bronzen gedenkplaat onthuld. De tekst op deze plaquette luidt:
Ter nagedachtenis aan onze kampgenoot
George J.L.Maduro R.M.W.O
geboren 15 juli 1916 te Curaçao,
omgekomen op 9 februari 1945
in het concentratiekamp Dachau.

Vriendenkring Oud-Dachauers.
27 april 1991

Foto: www.dachau.nl
Op Curaçao, op een muur van de firma S.E.L. Maduro & Sons, is een bronzen plaquette aangebracht. Hierop staat de omschrijving van de reden waarom George postuum de Militaire Willemsorde heeft gekregen (zie boven). Ook is een zin uit de brief van Koningin Wilhelmina aan zijn ouders weergegeven: ‘met trots zal ik zijn daden blijven gedenken’.

Bronnen:
www.onderscheidingen.nl
homepage.residentie.net
weblog.donamaro.nl
www.dachau.nl
Allochtonen van nu en de oorlog van toen p. 62
Isaac S. and Suzanne A. Emmanuel, History of the Jews of the Netherlands Antilles. Cincinnati 1970 (p. 501, 1103)

Andere namen
Militairen


Graf J.W. van den Belt (foto: www.ogs.nl)

Jan Willem van den Belt, geboren te Willemstad, Curaçao, op 14 augustus 1913. Gesneuveld te Tarakan op 12 januari 1942. In die periode was dit eiland ten noordoosten van Borneo (Kalimantan) het toneel van gevechten tussen eenheden van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en de Japanse aanvallers. De olievelden van Tarakan leverden 6 miljoen vaten per jaar. Het was de eerste Japanse aanval op Nederlands Indië. Wikipedia vertelt het volgende. Op en rond het eiland waren 700 oliebronnen. Er was een raffinaderij en een vliegveld. De Japanse aanval was specifiek op de olievoorraden van Tarakan en het 700 kilometer zuidelijk gelegen Balikpapan gericht. De Nederlands-Indische troepen van Tarakan, rond 1300 manschappen, omvatte twee genie-pelotons. Jan Willem van den Belt was hier eerste luitenant en direct betrokken bij de vernietiging van de olie-installaties.

Capitulatie
Na felle tegenstand tegen een overmacht van rond 6.600 Japanse militairen, gaf het garnizoen zich op 12 januari over. In de dagen hiervoor was de onderzeeër K-X ontsnapt (zie www.dutchsubmarines.com; zie ook Jan Frederik Haayen*); de mijnenlegger Prins van Oranje werd getorpedeerd. W.J. Jongkind, boormeester in opleiding in Nederlands-Indië (1939-1942), en na de oorlog echtgenoot van een verpleegster die in Tarakan had gewerkt, vertelt over de verdediging van Tarakan het volgende:


Brandende oliebronnen bij Tarakan (foto: www.voeks.nl)
'Een voor het doel opgeleide vernielingsploeg trok de petroleumvelden in en vernietigde alle installaties. Een van de Nederlanders zei later: "Het gerucht van den strijd ging verloren in het geraas van den brand. De lucht was een en al rookwolk waar de vlammen doorheen schoten. Daar ging 't werk van 30 jaar. En commandant De Waal, die zijn best deed bij zijn menschen den moed erin te houden, riep uit: "Wie zou ooit hebben gedacht dat een arm officier op een enkelen avond 30 millioen gulden zou verdoen." De Nederlanders bleven de Jappen op een afstand houden totdat het tweede deel van het verwoestingsplan kon worden voltooid. Dat was de verwoesting van de groote petroleumtanks die zoowat 100.000 ton petroleum bevatten. Ook hier werd de brand in gestoken. Het felle geraas der vlammen verdronk alle andere geluiden, verklaarde een getuige. 't Was 'n ontzettend gezicht; de brandende olie stroomde zachtjes door de kanalen die we hadden gemaakt naar de kust. Alles in de omgeving verdween, de asfaltwegen, de huizen, de havenwerken - en de brandende olie stroomde 'n groot eind de zee in", zei hij. Twee etmalen na het tijdstip van de Japansche landing was het verwoestingswerk af en gaven commandant De Waal en zijn gehavende gelederen zich over. Er waren 40 vrouwen bij, de echtgenooten van Nederlandsche en Indonesische soldaten en verpleegsters. Zij hadden geweigerd Tarakan te verlaten toen het gevechtsgebied dreigde te worden omdat zij gewonden wilden verplegen. Na de overgave gave deze vrouwen uitdrukking aan haar grote blijdschap over het feit dat zij de mannen konden blijven opbeuren en verplegen in hun gevangenschap". (voeks.nl, Herinnering 30-6-2007). Shell-medewerker Jongkind, wist aan gevangenschap te ontkomen en kwam op 14 februari 1942 met een Amerikaanse vliegboot aan in Darwin, Australië.

Rode Kruishelpers
Anita ('Nita') van der Belt-Hoolboom (Soerabaja, 4 april 1918) was een van die vrouwen. Ze woonde al geruime tijd in Tarakan Ladang, en wilde de patiënten van het gemilitariseerde ziekenhuis als Rode Kruishelper blijven verzorgen. Het ging om het bedrijfsziekenhuis van de Bataafsche Petroleum Maatschappij (BPM). Samen met verpleegster Siti Rohana en andere vrouwen bij het Rode Kruis, zoals Mw. A. Colijn-van de Poll, Mw. M.E. Greter-Wolterbeek en zuster M.A. Bast-Strijbosch, gingen zij tijdens de beschietingen en bombardementen niet naar de schuilkelder maar bleven bij de patiënten.

Ooggetuigen
Militair staflid J.W. Beltman schreef voor zijn overste kapitein Reinderman een verslag van de gebeurtenissen in Tarakan. Daar noteert hij het volgende over het ziekenhuis: 'Tussen onze opstellingen en de vijand lag het hospitaal, vol gewonden, waarbij de zusters. Ook daar hadden zich droevige taferelen afgespeeld. Luitenant VAN DE BELD was gesneuveld en binnengedragen waar zijn echtgenote als zuster werkte (mobe.nl/tarakan).'
Rode Kruishelper 1ste klasse (verpleegster) mevrouw Gesina (Gé) Bakker-Broerse van het Militaire Hospitaal in Tjimahi was daar bij. Zij was met 17 andere Rode Kruishelpers eind december 1941 van Bandoeng naar Tarakan overgevlogen en hield tijdens de hele periode van de Japanse bezetting een dagboek bij. Haar dochter Ineke maakte voor de site mobe.nl/Tarakan een uittreksel. In het stuk over de verovering van Tarakan schrijft Gesina:
'Momenteel werk ik samen met Mw. (Nita) v.d. Belt, Lt. v.d. Belt zijn vrouw van de Genie, die gesneuveld is die onvergetelijke Zondagnacht 11 Jan. Ik zag hem 's Maandag morgens na de capitulatie (?) hier binnengedragen maar hij was al dood. Dwars door het hoofd geschoten. Nita zag hem ook binnenkomen maar bleef verstijfd staan toen ze zag dat hij het was en toen ze zag dat hij doorging naar het l(lijken?)huisje zeeg ze in elkaar. Ik kon haar niet opvangen want de baar ging tussen ons door. Zulke dingen zijn niet te beschrijven wat men dan gevoelt. Zoo kwamen ook Kapitein [M.J.] Bakker Tieffers en nog vele anderen binnen, soms onherkenbaar - en dan te weten dat dit maar ± 1/10 was van wat er nog in het veld lag. De dragers vertikten het om hen op te halen. Wij mochten er niet uit.' (mobe.nl/Tarakan)

Represailles
Als straf voor het feit dat luitenant-kolonel Simon de Waal had besloten de olie-installaties te vernietigen, en met name omdat twee legeronderdelen niet van de capitulatie op de hoogte konden zijn doorvochten, en twee Japanse mijnenvegers tot zinken brachten met 200 doden tot gevolg, werden op 19 januari de 215 manschappen van deze eenheden door het Japanse leger bruut vermoord. Twee al eerder krijgsgevangen gemaakte Nederlanders, kapitein Reinderhoff en Shell-medewerker Anton Colijn, hadden zich een dag eerder naar de raffinaderijen van Balikpapan laten sturen om verslag van de nederlaag te doen. Het was een list. Feitelijk betekende dit dat de installaties ook daar konden worden vernietigd.

Borneo 1945 (foto: www.ibiblio.org)
Brunei (pijl boven, Tarakan (midden), Balikpapan (onder)

Vrouwen in kampen
Na de slag om Tarakan werden de meeste vrouwen afgevoerd naar een kamp in de buurt van het ziekenhuis. Ook de groep van Gesina kwam daar op 8 maart terecht. Maar eerst werden die dag, ondanks collectieve weigering, de vijf jongste vrouwen samen met twee vrouwen die al in het kamp zaten, naar de Club van Japanse officieren gebracht. Gé, en misschien ook Nita van den Belt, bleef in het ziekenhuis werken. In de loop van juli-augustus werden de vrouwen rond Gesina naar de politiekampong Linkas vervoerd. Op 11 februari 1943 werd de groep krijgsgevangen verklaard en onder Japanse bewaking (‘kempetai’) gesteld. Eind 1943 gingen de Nederlandse vrouwen vandaar met een overvol schip naar Bandjermasin, ook op Borneo. Daar huisden ze samen met andere vrouwen die ter beschikking stonden van het Burger Bestuur, onder toezicht van de kempetai. Begin 1945 werden de vrouwen op lorries geladen en naar het kamp Kandangan getransporteerd. Daar waren de omstandigheden erg slecht. Ze hoorden er pas op 30 augustus dat Japan de oorlog had verloren. Gesina Bakker kwam die herfst via Balikpapan in een Australisch ziekenhuis terecht (Melbourne). Een jaar later was ze in Batavia/Djakarta. Waarschijnlijk heeft Anita van den Belt-Hoolboom een vergelijkbare oorlogsweg afgelegd. Tussen 28 december 1945 en augustus 1946 verbleef zij in een ziekenhuis in Melbourne (Australië).

Onderscheidingen
Vermoedelijk was Van den Belt als luitenant van de genietroepen in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vernietiging van de installaties, en werd hij daarom door het hoofd geschoten. Van den Belt ontving postuum de onderscheiding Bronzen Leeuw. Dit een na hoogste militaire ereteken wordt verleend voor het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden. Jan Willen van den Belt ligt begraven op het grote ereveld in Leuwigajah bij Bandoeng (Java).
Ook zijn vrouw, Nita, werd na de oorlog, samen met bovengenoemde vrouwen en de Chinese chauffeur Tan Seng Soe, vanwege heldhaftig gedrag voorgedragen voor het Nederlandse Kruis van Verdienste (Archieven Gouvernement NI). Het is echter onduidelijk of in deze chaotische tijden de onderscheiding ook aan haar is uitgereikt. Alleen voor Aaltje Colijn-van de Poll, wier man Anton een zoon was van de voormalige Nederlandse premier Colijn, staat dat vast.

Bronnen:
- www.onderscheidingen.nl
- www.voeks.nl (oud-employés Koninklijke Olie en Shell)
- www.geocities.ws/dutcheastindies/balikpapan_massacre.html
- e-mails Peter Graham Row, juli 2014
- www.flickr.com/photos/erfgoedinbeeld/4976714482 (Archirven Gouvernement van Nederlands-Indië)
- nl.wikipedia.org/wiki/Anton_Colijn
- www.pulkvision.nl/sites/default/files/tarakan/index.html
- www.mobe.nl/tarakan/pdf/doc_beltman.pdf
- www.mobe.nl/tarakan/slachtoffers/bakkerbroerse/
- recordsearch.naa.gov.au/scripts



Graf C.M. Debrot (foto: www.ogs.nl)
Charles Marius Debrot, geboren te Curaçao op 17 maart 1920, sneuvelde op 10 mei 1940 bij de gevechten om het vliegveld Ockenburg te Loosduinen/Den Haag (zie voor deze gevechten ook Maduro). Hij was reservesergeant van het Regiment Jagers (1-I), en werd na de oorlog herbegraven op het militaire ereveld de Grebbeberg bij Rhenen.

Extra bron: vliegveld-ockenburg.net

Mordechai ('Marco') Chaim Gandelman
     
Marco Gandelman              Marco Gandelman
(Foto: fam.Gandelman)      (Foto: Herbert Markus)

Marco Gandelman werd in 1919 geboren in Roemenië, in de stad (Noua) Sulita. Zijn ouders waren Haim en Ana Gandelman. Zijn jongere broer heette Moses (Morris), zijn zus Basia. De plaats heet tegenwoordig Novoselitsa (ook geschreven als Novoslysya of Novoselytsia) en ligt in Oekraïne, in de provincie Chernivtsi op de grens met Roemenië. Tussen 1775 en 1918 behoorde de stad met de regio Bukovina tot het Habsburgse Rijk. Rond 1900 was 70% van de bevolking, vierduizend mensen, joods. Na de nederlaag van het Habsburgse Rijk in 1918 werd de regio aangesloten bij Roemenië. Joden werden niet meer als burgers gezien. Men beschouwde hen als Russen en bolsjewisten. Er was veel antisemitisme en het werd moeilijk om een redelijk inkomen te verdienen. In de jaren twintig verlieten inwoners die de middelen hadden Noua Sulita. Een aantal families zoch zijn heil in Zuid-Amerika. Daartoe behoorden de Gandelmans. Zij kwamen net als de Zonenschains, de Libmans en enige tientallen anderen op Curaçao terecht. Het eiland werd door veel tankers aangedaan.

Curaçao
Met uit Polen geëmigreerde families stichtten de Bukoviners een Askenasische gemeenschap op het eiland. Men noemde hen 'Polakos'. Deze kwam naast, en soms geholpen door de al eeuwen bestaande Sefardische gemeenschap, vrij snel tot bloei. Men opende in Willemstad eigen winkels, een eigen vereniging en, in de Bargestraat, een eigen sjoel. Ana Gandelman begon een kosjer eethuisje aan de familiewoning op de Columbusstraat, waar haar man met zijn Jiddische boeken een bibliotheekje had.

Joodsche HBS 1937 (deel foto). Nummer 4 is Marco Gandelman. (De nummers zijn digitaal aangebracht.) (Bron: Herbert Markus)

Marco
Haim en Ana Gandelman stuurden Marco en Morris naar de Hendrikschool, de school voor uitgebreid lager onderwijs (ULO) van het eiland. Morris schaakte er tijdens de godsdienstles met Sloima Zonenschain, een vriend nog uit Noua Sulita. De oudste zoon lieten ze naar Nederland gaan, naar de Joodsche HBS in Amsterdam. Marco komt voor op de schoolfoto van 1937, toen hij 17-18 jaar was en in de vierde of vijfde klas zat (nr. 4). Volgens de lijst met schoolgeldbetalingen woonde 'Mordhai' Gandelman bij mevr. S. Cohen-Brandon, Kastanjeplein 3. Zij was weduwe en had drie zoons en twee dochters. Ook Marco's klasgenoot Johann Benjamin Hiegentlich (schoolfoto nr. 6) huurde een kamer bij haar. Het adres van Marco's vader was Columbusstraat 20 in Willemstad.

Yeshiva
Volgens de familie bezocht Marco in 1939 een joods-religieuze opleiding, een ‘yeshiva’, in Amsterdam. Hij werd daarbij gesponsord door de Sefardische synagoge in Willemstad. Vader Haim was in dat jaar overleden, als tweede uit de jonge Asjkenazische gemeenschap en begraven op de Sefardische dodenakker Beth Haim. De Yeshive was mogelijk het Portugees-Israëlitische Seminarium Ets Haim, dat traditioneel ook yeshive heette.

Krijgsgevangene
Het Rode Kruis meldde in november 1945 dat Mordechai gevangen heeft gezeten in Duitsland, Stammlager VIII (nr. 46030), hetgeen betekent dat hij als militair in het Nederlandse leger heeft gediend. Dit Stammlager draagt de naam Cieszyn (Teschen) en ligt 30 km ten zuidwesten van Auschwitz, op de grens van Polen en Tsjechië. Volgens familieleden in Curaçao en Peru is Mordechai in dit krijgsgevangenenkamp omgekomen. Een Antilliaanse medegevangene, Isac Yohai, vertelde na de oorlog dat Mordechai daar aan tyfus is bezweken. Van zijn huisgenoten op het Kastanjeplein overleefde alleen een zoon van de hospita, Samuel Cohen.

Vervolg
Moses Gandelman werd lid van de Curaçaose schaakvereniging. Hij trouwde met Fanya Becher. Basia huwde Sender Bitterman. Moses trad in 1984 toe tot het bestuur van de Sefardische synagoge of 'snoa', de Mikve Israel Emmanuel.

Bronnen:
- Isaac S. and Suzanne, A. Emmanuel, History of the Jews of the Netherlands Antilles. Cincinnati 1970, p. 501
- Mededelingen van Fanya Gandelman-Becher en Basia Bitterman-Gandelman (2005) en van Herbert Markus (november 2010) en van Samuel Cohen (januari 2011)
- Jeannette van Ditzhuijzen, Een Sjtetl in de Tropen, De Asjkenazische gemeenschap op Curaçao. KIT Amsterdam (2010).

Jan Frederik Haayen, geboren te Willemstad, Curaçao, op 3 april 1919, sneuvelde als Luitenant ter zee 2e klasse met de bijna voltallige bemanning van de onderzeeër O16 op 15 december 1941 in de Zuid-Chinese Zee. Het is niet bekend wanneer Haayen bemanningslid werd.
     
Onderzeeër O16, de brug (foto: www.dutchsubmarines.com)
Hare Majesteits O(nderzeeboot) 16 was een schip van Nederlandse makelij. Het werd tussen eind 1933 en begin 1936 op de Scheldewerf in Vlissingen gebouwd en was de eerste die van staal werd gemaakt (zie wikipedia.org). In 1939 werd de O16 verbonden aan de Nederlands-Indische vloot. Hij vertrok op 24 april uit Den Helder en kwam op 5 juni aan. Vaste havens waren Tandong Priok en Soerabaja. In september 1940 begeleidde de onderzeeër, in een klein konvooi, de tanker Olivia naar Lourenço Marques (Mozambique) omdat er berichten waren over een Duitse jager in dat gebied. Eind 1941 werd de O16 samen met de K XVII en XVIII – de K stond voor Koloniën - ingedeeld bij de eerste divisie van het onderzeebootflottieltje, dat in totaal uit 15 werkzame schepen bestond. Het flottielje zou ondanks veel verliezen succesvol zijn (zie www.dutchsubmarines.com). Commandant van de eenheid en van de eerste divisie werd Luitenant ter zee 1e klasse A.J. Bussemaker. De O16 was zijn vlaggenschip. Thuishaven van de O16 zou Sambas op Borneo zijn, bij de grens met het Britse deel en tegenover Singapore.
Op 1 december 1941 werden de eerste en tweede divisie van het flottielje onder Brits commando gesteld. De Japanse dreiging in de richting van de Nederlands-Indische oliebronnen (zie Van den Belt* op Tarakan) zou met Brits(-Indische) en Australische hulp worden afgeweerd. Singapore werd de thuisbasis. De O16 en de K XVII moesten patrouilles uitvoeren langs de oostkust van Malakka (momenteel Maleisië) in de Zuid-Chinese Zee. De eerste patrouille was op 6 december. Een dag later startte Japan de verrassingsaanval op Thailand, Malakka, Sjanghai, Hongkong en Singapore en vernietigde het tegelijkertijd de Amerikaanse vloot in Pearl Harbour. De Nederlandse regering in ballingschap volgde de USA en verklaarde de oorlog aan Japan. Er was nu sprake van een directe oorlogspatrouille. De O16 en de andere Nederlandse onderzeeërs in Singapore kregen de opdracht de verwachte Japanse invasie in Malakka en Thailand te verstoren. Die was feitelijk op 8 december begonnen met bombardementen en troepenlandingen bij de Maleisische kuststad Khota Baru en de nabijgelegen Thaise havens Pattani en Songkla. De Britse kruisers Prince of Wales en Repulse werden op 10 december door Japanse bommenwerpers vernietigd. Ondanks het overweldigende succes van de Japanse Blitzkrieg wist de O16 op 10 december het troepentransportschip Ayatosan Maru (9788 ton) en/of de Sakura Maru (7170 ton) te beschadigen. De soldaten waren al op 8 december in Khota Baru geland. Twee dagen later viel de O16 een aantal Japanse schepen aan in de ondiepe baai van Pattani aan de oostkust van Thailand; ook zij waren al klaar met de troepenlanding. De Tosan Maru (8666 ton), Asosan Maru (8812 ton) en Kinka Maru (9306 ton) zonken gedeeltelijk. Ze zouden later worden gerepareerd. Cornelis de Wolf vertelde later:
‘Op 10 december namen we een Japans koopvaardijschip waar dat licht voerde op de achtersteven. Die stommiteit maakte het ons eenvoudig het schip naar de baai van Patani te volgen. Commandant Bussemaker besloot de baai in te gaan... Daar lagen vier Japanse schepen, in een halve kring. We schoten eerst op de boeg daarna op de achtersteven. We gebruikten zes torpedo’s die alle doel raakten. In de roos! De schepen zonken echter maar gedeeltelijk omdat de baai niet diep genoeg was, 8-10 meter... We wisten ongezien de baai te verlaten en zetten koers naar Singapore.’ (dutchsubmarines.com)
Op 13 december keerde de O16 met nog één torpedo over terug. Twee dagen later liep de onderzeeër rond 2.30 uur bij het eiland Tioman op een Japanse mijn. De Japanners hadden op 7 december bij de ingang van de golf van Siam (nu Golf van Thailand) een linie aan zeemijnen uitgezet. Rond 21 december zou ook de K XVIII er met fatale gevolgen op lopen. De O16 viel bijna in twee stukken uiteen en zonk. 41 van de 42 opvarenden kwamen om. De meesten, onder wie Jan Frederik Haayen, overleden of verdronken onmiddellijk. Van vijf manschappen is iets meer bekend. Bootsknecht Cor de Wolf vertelt:

Locatie wrak O16, 200 km boven Singapore (foto: www.dutchsubmarines.com)

‘Op zondag 14 december rond middernacht nam ik als roerganger de wacht op de brug over. We waren met z’n zessen. Allemaal hadden we onze ogen gericht op lichtstralen en flitsen verder weg. Daar vond blijkbaar een vuurgevecht plaats. Om 2 uur ’s morgens was net boven de horizon een zoeklicht te zien. De commandant veranderde van koers ... en ging recht op het licht af, ergens bij de eilanden aan de kust van Malaya. Het gebeurde rond 2.30 uur. Een donderslag slingerde me tegen de wand. Binnen een minuut verdween onze trouwe O16 onder de golven. Ik zag de commandant en een hoofdofficier proberen om het luik van de geschutkoepel dicht te krijgen, terwijl ik zelf wanhopig mijn best deed mijn jas los te trekken uit de rommel van de mijn waarin hij vast zat. De jas scheurde en ik kwam in het water terecht, alleen.’ Cor vindt vier nog levende maten met wie hij in de richting van het eiland Tioman zwemt: Luitenant ter zee 2e klasse Jeekel, machinist korporaal Bos en de matrozen Van Tol en Kruijdenhof. De een na de ander moet het opgeven en verdrinkt, tenslotte na 18 uur ook Bos. De Wolf houdt het vol en belandt na nog eens 20 uur zwemmen op een onbewoond eiland voor de kust. Een jongen met een bootje die toevallig langskomt redt hem. De dorpelingen helpen hem verder. Een aantal gaat met hem samen op de vlucht voor de Japanners en na een lange tocht door de jungle vindt hen een Australische verkenner, die Cor de Wolf naar Singapore brengt. De Japanse aanval dendert voort en Singapore valt op 15 februari 1942. Het onderzeebootflottielje blijft vanuit Java en later Australië actief.


Plaquette op de marinebasis in Den Helder (foto: www.ogs.nl)

Extra bronnen:
www.unithistories.com/units_index/default.asp?file=../units_dutch/navy_gunboats.asp)
www.dutchsubmarines.com/men/men_dodenherdenking_2003.htm
www.wikipedia.org

Carel Zacharias de Haseth (Curaçao, 1908-1979) haalde zijn stuurmansdiploma op de zeevaartschool en werkte op Curaçao als loods. Bij de mobilisatie in 1939 ging hij het Nederlandse leger in. Hij maakte de capitulatie mee en sloot zich daarna aan bij het verzet. De Haseth werd gearresteerd en naar een Pools kamp gedeporteerd. Het Russische leger bevrijdde hem.

George R. Henar (Aruba/Suriname, 1902-1978). Majoor-machinist van de Koninklijke Marine aan boord van Hr. Ms. 'Flores'. Tijdens de meidagen van 1940 lag de Flores op de rede van Vlissingen. Zij ondersteunde op 14 mei de stelling in Zuid-Beveland met artillerievuur. Op 17 mei 1940 wist de Flores (samen met de Van Meerlant) te ontsnappen naar Dover in Engeland. Tijdens de eerste jaren van de oorlog deed de Flores vooral konvooidiensten. De kanonneerboot escorteerde in totaal 3.070 schepen, waarvan 2.690 schepen langs de oostkust van Engeland. Op 4 juni 1943 vertrok de Flores naar de Middellandse Zee voor de Operatie Husky, de landingen op Sicilië. Hier voegde ze zich bij de Hr. Ms. Soemba. Beide schepen onderscheidden zich door koelbloedige beschietingen op allerlei doelen. De geallieerden noemden de twee kanonneerboten de 'Terrible Twins'. Na escortediensten verleende de marineschepen in januari 1944 ondersteuning aan de landingen bij Anzio en Formia. In maart keerden de schepen terugn naar Engeland om zich op te maken voor de invasie van Normandië. Intussen kreeg de bemanning op 9 maart 1944 in Londen uit handen van koningin Wilhelmina het Bronzen Kruis. Voor de Normandische invasie startte de Flores in de Gold-sector. Men schakelde een Duitse batterij bij Arromanches uit.

Hare Majesteits Flores voor de Normandische kust (foto: www.strijdbewijs.nl)
Van 12 tot 30 juni verleende de Flores steun in de Sword-sector. Op 7 augustus kwam het schip terug in Engeland, waar het tot 29 maart 1946 in Shadwell Basin werd opgelegd. Op 1 april 1946 kwam de Hr. Ms. Flores terug in Nederland. George Henar bleef bij de marine en diende als luitenant ter zee. Hij ontving ook het Oorlogsherinneringskruis.Extra bronnen: www.onderscheidingen.nl, www.wikipedia.org, www.strijdbewijs.nl

Wilhelmus Siegfried van Meeteren uit Curaçao (1918), net als George Maduro militair in mei 1940, werd krijgsgevangen gemaakt. Na zijn vrijlating studeerde hij in Rotterdam aan de Economische Hogeschool. Om het gezin van zijn zuster, bij wie hij in huis woonde, niet in gevaar te brengen meldde hij zich voor de ‘Arbeitseinsatz’ en kwam via kamp Ommen terecht in Berlijn (vergelijk Hugo van Win, paragraaf homoseksuelen in oorlog en verzet). In de fabriek werkte hij samen met Polen, Russen, Italianen en Fransen. Hij deed onder meer dienst als tolk. Hij kreeg er een ander zicht op de kleur- en rassenwaan die ook op de Antillen heerste.

Henny Veeris (Curaçao - Nederland mei 1940). Henny diende tijdens de inval van nazi-Duitsland in het Nederlandse leger. Hij sneuvelde.

Cornelis Macarius [Cornelio Macario] de Windt (Willemstad, 1926). Zie: Een groep mariniers uit Suriname, Antillen en Nederlands-Indië, in het hoofdstuk Suriname.

Zeevarenden koopvaardij, omgekomen tijdens WOII

Monument koopvaardij 'De Boeg' (Bron: Pim Ligtvoet)

Inleiding
In totaal 62 zeelieden van de voormalige Nederlandse Antillen worden momenteel, augustus 2013, vermeld op de site van de Oorlogsgravenstichting. De namen komen op vier personen na overeen met de namen op de plaquette van de oorlogsmonumenten die op 4 mei 1957 op de zes eilanden werden onthuld.
Plaquette oorlogsmonumenten
De plaquette vermeldt 129 slachtoffers, van wie 64 zeelieden met Antilliaanse achtergrond. Hun namen staan hieronder in vet. Zes van hen staan momenteel niet vermeld bij de Oorlogsgravenstichting. Zeelieden met de Nederlandse nationaliteit of uit Suriname staan ook op de plaquette. De eersten worden hier niet verder besproken, de laatsten zijn op deze website opgenomen in de paragraaf over Surinaamse zeevarenden (Emnes, Maasdamme, Smiet en Stelk).

M.R. Anthony, J.W. van den Belt, A.H.G. Bernabela*H.P. Bernabela, L.E. Bernabela, J.P. BoekhoudtU. BoomF.L. Capello, M.Th. Charlouis, C.B. CiciliaN.A. ClarindaA.C.P. CoffiJ.C. CoffiT.M. ConstanciaJ.S. Cornett*J. Daanchi, Ch.M. Debrot, J.O. DembrookeP. DijkhoffG.L. Doran, J.L. Dortalina, J.W. Dunlock, S.J.R. Ecury, L.N. Emerenciana, G.L. Emnes, H.J.H. Forbes, L.H. Fridael, P.V. GoedgedragJ.D. Goeloe, M.C.B. Gorsira-Gorsira, A.D. Granger, J.F. Haayen, J.A. Hart, T. Hartlief, M.C.B. de Haseth-Gorsira, A.C. ten Have, G. ten Have, K. ten Have, N. ten Have, G. Hecker, C. van der Hoeven, M.A. van der Hoeven, W.O. Hooker, A.G. Hommerson,
M.B. IsijkD.G. Janga, N.Th. Janga, E.J. Jansen, H.G. Jansen, K. de Jong, P. Joosse, A.M.W. Knevel, L. Kooyman, B.C. Kraal, J. Landenga, U. Landenga, E.E. Laveist, J.M. Layto, B.F. Leito, J. Lepelaars, L.W. Lepelaars, J. van der Linde, E.N. Linzey, H.L. Lodrigo, M.M. LourensD.K. Lynch, D.A.C. de Maagd, F.A. Maas, J.E.W. Maasdamme, G.J.L. (R.M.W.O.) Maduro, G.A. ManuelaR.C. Marchena, C.R. Martes, D. MartijnH.B. MartijnO.D. MartijnTh.F. Martijn, A.B. Martina, P.A. Martina, H.N. Martis, E.A. Matrona, M.R. Matrona, J.A. Maxwell, C.A. van Mechelen, J.J. Mol, G.A.L. Muller, J.A. Statius-Muller*, W. Neeleman, A. Nijdam, A.J. de PalmH. de Palm,
F.M. Panneflek*A.G. PieterJ.S.R. PieterszD.H.P. PourierJ.C. van PuttenCh.B. RafaelG.R. RichardsonJ.B. Rosalina*W.F. Rosaria, S. Rozeboom, A.H. Scheelbeek, L.B. ScherptongS.M. Serberie, L.E. Smiet, C. Smit, E.A.J. Stelk, A.Th. Stoel, J.G. Thielman*A.F. ThodeS. ThodeP.B. Tjie Tjie*B. Tromp, J. Verhey, A.F. Verhoeks, J. Vogelenzang, J. de Vries, H. Wensing, M.G. Wensing-Hesseling, M.T.H. Wensing, J.V. Wessels, M.D.J. Wijngang, W.A. WinfieldA.C. WinklaarC.A. WilsonJ. WilsonA.D. Woods, en H.S. Woods.
* andere schrijfwijze en/of tweemaal vermeld


Antillesatwar.com

De heer Jos Rozenburg, kapitein-luitenant van de Koninklijke Marine, deed recentelijk nieuw onderzoek in de Nationale Archieven van Aruba, Curaçao, Den Haag en Washington naar die slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog die een directe relatie hadden met de Antillen. De voorlopige resultaten - een boek is in voorbereiding - zijn gepubliceerd op de website www.antillesatwar.com. Hier zijn ook de zeevarenden met Nederlandse, Amerikaanse, Venezolaanse en andere nationaliteiten opgenomen. De site van Bevrijding Intercultureel richt zich op de slachtoffers met een Antilliaanse achtergrond en van hen worden door antillesatwar.com nog eens 20 namen genoemd die niet op de oorlogsmonumenten van de Antillen te vinden zijn. Dat brengt het totaal op 88. Met de vier personen van ogs.nl zijn er 24 slachtoffers die niet worden genoemd op de plaquette van 1957.

Slachtoffers van en in de oorlog
Antillesatwar.com onderscheidt tussen 'oorlogsslachtoffers' (gestorven wegens oorlogshandelingen) en 'andere slachtoffers' (gestorven of vermist tijdens de oorlogsperiode). De oorlogsmonumenten op de Antillen, de Oorlogsgravenstichting en het KNSM-monument houden meestal de laatste, bredere definitie aan. Dat doet deze website ook. Zowel de 7 nieuw gevonden 'oorlogsslachtoffers': R. Gordon, L.P. Hernandez, J.M. Josefa, M.M. Lourens, E.I. Maduro, C.A. Simmons, E.O. Winklaar als ook de 17 nieuw gevonden 'andere slachtoffers': D. Albertus, P.A. Bomba, J.S. Calmes, J.J. Curiel, Th.J.B. Curlingford, J.A. Evertsz, L.G. Italia, B.J. de Jesus, P.M. Martes, P.W.H. Martijn, F.M. Martis, F.G. Montanus, J.M.S. Raas, J. Rasmijn, F.A. Scharbaai, R.A. Schotborgh en Th. Wilson, worden op deze site vermeld en beschreven.

Amerikanen en Chinezen
Onder het totaal van 88 Antilliaanse zeevarenden, die in de oorlog van 1939-1945 door oorlogshandelingen omkwamen of tijdens hun dienst overleden, zijn drie Antilliaanse mannen in US-Amerikaanse dienst. Een van hen, P.V. Goedgedrag, staat op de plaquette van 1957. De andere twee zijn L.P. Hernandez en J.J. Curiel. Daarnaast worden hier twee Chinese slachtoffers genoemd, vanwege hun belangrijke positie in de Antilliaanse koopvaardij en de opstand van februari 1942 (zie Antillen in WO II). Het zijn Fa King en Yong Ah Chong. Van vrouwelijke slachtoffers is momenteel niets bekend.

KNSM-monument
30 Antilliaanse zeevarenden werkten op schepen van de Koninklijke Nederlandse Stoomvaart Maatschappij (KNSM): de Amazone, de Clio, de Crijnssen, de Hector, de Medea, de Notos, de Poseidon, de Pygmalion, de Socrates, de Triton en de Tiberius. 23 Zeelieden, allen van Aruba, Bonaire of Curaçao, komen voor op het KNSM-monument in Amsterdam. Hun namen zijn hieronder cursief weergegeven. Daarbij heet Ch.B. Rafael hier Ch.B. Martina, en R.A. Schotborgh heet R.A. Merced. Zeven andere KNSM-ers zijn niet opgenomen op het KNSM-monument. Het zijn U. Boom, B.J. de Jesus, J.M. Josefa, F.G. Montanus, S. Thodé en E.O. Winklaar. Hun namen zijn cursief en onderstreept weergegeven.

Zeevarenden per eiland
Per eiland ontstaat het volgende beeld van de oorlogsslachtoffers onder de Antilliaanse zeevarenden: 4 omgekomen zeelieden uit Aruba (1 KNSM), 33 uit Bonaire (7), 31 uit Curaçao (16), 14 uit Saba, 3 van St. Eustatius en 3 uit St. Maarten. De informatie stamt uit augustus 2013.

Aruba Dijkhoff, Rasmijn, Tromp, Verhoeks
Bonaire Bernabela H.P., Boekhoudt, Bomba, Cicilia, ClarindaCoffi A.Coffi J., Emerenciana, Evertsz, Goedgedrag, Goeloe, Hart, Janga D.G.Josefa, Marchena R.C., Martes P.M., Martijn D., Martijn H., Martijn O., Martijn T., Martis F.M., Martis H.N., Palm A. de, Palm H. de, Pieter, Rosaria, Scherptong, Serberie, Thielman, Thodé A.F.Thodé S., Tjietjie, Winklaar A.
Curaçao AlbertusBoom (geb. Venezuela), Calmes, CapelloConstancia, Curiel, DaanchiDoran, Hecker, Hernandez, Isijk, ItaliaJansenJesus, deKraalLeitoLourens, Maduro, ManuelaMartijn P.MontanusMuller, Pannelek, PieterszPourier, Raas, Rafael, Rosalina, Scharbaai, SchotborghWinklaar E.
Saba Cornet, Dunlock, Gordon, Granger, Linzey, Lynch, Maxwell, Wilson C., Wilson J., Wilson Th., Winfield, Woods A., Woods H.
St. Eustatius Dembrooke, Hooker, Putten van
St. Maarten Curlingford, Laveist, Richardson.


Bronnen:
- website Oorlogsgravenstichting, www.ogs.nl
- website 4-5 mei, www.4en5mei.nl
- website www.antillesatwar.com/warvictims.php (Jos Rozenburg en Nationaal Archief Willemstad)
- Amigoe, weekendbijlage 18-2-2012 ('Herdenking 70 jaar Curaçao in oorlog', Jos Rozenburg)
- website www.erelijst.nl (Tweede Kamer, NIOD)
- website www.wrecksite.eu
- website www.uboat.net. De basis van deze site lijken de logboeken van de nazi-Duitse onderzeeërs te zijn. Deze worden helaas niet als agressors aangeduid.

Namen

      1. D. Albertus
        Doemingoe Albertus (Curaçao, 23-11-1903) was scheepskok bij de KNSM. Hij overleed op 20 december 1941 op de East River in New York (USA). D. Albertus werd begraven op het St. Johns Cemetery, Queens, New York.
        Doemingoe’s naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten van de Antillen, maar wordt vermeld op de Erelijst van de Gevallenen 1940-1945 van de Tweede Kamer (NIOD) en op de site van Antillesatwar.com (‘Other victims’).

        * H.G. Bernabela (Thielman)
        Herman (roepnaam: José) Geronimo Bernabela is dezelfde persoon als Herman (José) Geronimo Thielman (zie daar). Onderzoek door Jos Rozenburg van Antillesatwar.com bracht dit aan het licht. Mogelijk is hij een verwant van H.P en L.E. Bernabela (zie onder en bij J. Boekhoudt).
        De naam H.G. Bernabela komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. Onder de naam J.G. Thielman komt hij nog een keer voor. Op de transcriptie van de plaquette door de site 4en5mei.nl heet hij vanwege een leesfout A.H.G. Bernabela.

      2. * H.P. Bernabela

        ss Amazone (Bron: www.arendnet.nl)

        Humiliano Paulino Bernabela (Bonaire, 22-6-1922) was matroos op het KNSM-vrachtschip ss Amazone en het jongste bemanningslid. Humiliano is mogelijk een verwant van H.G. en L.E. Bernabela (zie hierboven bij J. Boekhoudt). Hij overleed na torpedering op 6 mei 1942 evenals nog negen Antillianen. Allen hebben een zeemansgraf.

        Aanval
        De Amazone (1922, 1300 ton) onder kapitein J.P. Giltay was eind april 1942 met een lading van voornamelijk koffie en olie van Curaçao onderweg gegaan naar New York. Er waren 25 personeelsleden aan boord, onder wie één bewapende marinier. De reis ging via Haïti (29 april) naar Key West. Op 6 mei 1942, 9.35 uur, langs de kust van Florida ter hoogte van St. Lucie, werd het schip aan bakboordzijde getroffen door een torpedo. De aanval kwam van de Duitse onderzeeër U-333. De Amazone zonk binnen twee minuten.

        Slachtoffers
        11 mensen werden opgepikt door de Amerikaanse onderzeebootjager PC-484 en naar Miami gebracht. De 14 anderen, onder wie Humiliano Bernabela, verdronken. Negen van hen waren Antilliaan, drie Surinamer (zie de betreffende paragraaf). Nog twee andere slachtoffers kwamen uit Bonaire: A.C.P. Coffi (stoker) en A.I. Winklaar (stoker). Zeven overledenen waren afkomstig uit Curaçao: U. Boom (timmerman), F.L Capello (matroos), G.L. Doran (bediende), M.M. Lourens (olieman), G.A. Manuela (bediende) en D.H. Pourier (bootsman). Daarnaast kwamen de Zwitserse kapitein J.P. Giltay en de Nederlandse marinier Jan Kip (Dordrecht) om het leven.
        Op 31 juli 1944 werd de U-333 door twee Britse schepen bij de Scilly eilanden tot zinken gebracht. Geen van de bemanningsleden (45) overleefde. Humiliano’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      3. J.P. Boekhoudt
        José Pilatus Boekhoudt (Bonaire,12-10-1900) was kapitein van het zeilschip Irene. Op 25 februari 1944 had hij bij de Caracasbaai, Curaçao, een aanvaring met de tanker Rosaura (CSM). Hierbij kwamen zowel hij als twee passagiers om het leven. Allen hebben een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie L.E. Bernabela.

        José’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      4. P.A. Bomba

        ss Casandra (Bron: www.uboat.net - Foto: Wivonet)

        Pedro Alusander Bomba (Bonaire, 9-9-1910) was matroos op de CSM-tanker ss Casandra (1924, 2700 ton). De tanker voer vooral tussen Curaçao en het meer van Maracaibo in Venezuela. Pedro werd op 18 maart 1942 op zee bij Maracaibo (Venezuela) vermist en heeft een zeemansgraf.
        De tanker zou later, op 21 juni 1944, ten oosten van Willemstad zwaar worden beschadigd door een torpedo van de Duitse onderzeeër U-539. De Casandra zonk niet en wist met zijn boordkanon de aanvaller ook te raken, die daarop het gevecht stopte (Dit laatste wordt niet vermeld door de website uboat.net).
        Pedro’s naam ontbreekt op de monumenten, maar wordt genoemd op de site van Antillesatwar.com (‘Other Victims’).
        Extra bron: www.hetscheepvaartmuseum.nl

      5. U. Boom
        Ulyses Boom (Trujillo in de Dominicaanse Republiek, 12-2-1907) was scheepstimmerman op het KNSM-vrachtschip s.s. Amazone. Zijn moeder was Dominicaanse, zijn vader Curaçaoënaar. Hij overleed na torpedering op 6 mei 1942, evenals nog negen Antillianen. Allen hebben een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie H.P. Bernabela.
        Ulyses' naam komt niet voor op het KNSM-monument, maar wel op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. Op de site van uboat.net wordt 'Ulises' Boom bij vergissing Venezolaan genoemd.

      6. J.S. Calmes
        Jozef Supriano Calmes (Curaçao, 19-9-1898) was havenmedewerker van de CSM-tanker Ramona (1935). Hij overleed op 16 januari 1943 op Curaçao. Hij werd op een niet bekende plek op het eiland begraven.
        Jozefs naam ontbreekt op de monumenten, maar wordt genoemd op de site van Antillesatwar.com (‘Other Victims’).

      7. F.L. Capello
        Francito Leoncito Capello (Curacao, 3-10-1900) was matroos op het KNSM-vrachtschip ss Amazone, als jongste bemanningslid. Hij overleed na torpedering op 6 mei 1942, evenals nog negen Antillianen. Allen hebben een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie H.P. Bernabela.
        Francito’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      8. C.B. Cicilia

        De Britse tanker ss Punta Gorda (Bron: wrecksite.eu)
        Claudio Benedicto Cicilia (Bonaire, 30-10-1928) was leerling-bediende op de Britse tanker Punta Gorda en de jongste van de zeven Antilliaanse slachtoffers. Hij overleed na een aanvaring op 18 september 1944. Allen hebben een zeemansgraf.


        Aanvaring

        De Punta Gorda (1928, Lago Shipping-Esso, 2400 ton) was met ruwe olie onderweg van het Maracaibomeer in Venezuela naar Aruba. Op 18 september 1944, vijf mijl van kaap San Roman (Ven.), vond een botsing plaats met de vier maal grotere Belgische tanker Ampetco II, op weg vanuit Willemstad. De Ampetco II voer vanwege de oorlog zonder licht. De Punta Gorda vatte vlam, explodeerde, brak in twee stukken en zonk.

        Slachtoffers

        Cicilia was een van de twintig bemanningsleden die om het leven kwam. Onder hen waren nog twee mannen uit Bonaire: D. Martijn (kwartiermeester) en H. de Palm (stoker), evenals drie uit Saba: J.A. Maxwell (matroos), A.D. Woods (kwartiermeester) en H.S. Woods (kwartiermeester); een van de overledenen kwam van Sint Maarten: G.R. Richardson (stoker)– zie verder hieronder. Vijf bemanningsleden overleefden. Kort erna explodeerde ook de Ampetco. Hier stierven 33 van de 48 bemanningsleden.
        Claudio’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      9. N.A. Clarinda

        ss Poseidon (Bron: www.uboat.net - Foto: Maritiem Museum)
        Nicolaas Arteno Clarinda (Bonaire, 9-2-1917) was matroos op het KNSM-vrachtschip ss Poseidon (1921, 1900 ton). Evenals de 30 andere bemanningsleden, van wie zeven Antilliaan, verdronk hij na een Duitse torpedotreffer in de Atlantische Oceaan bij Barbados, op 28 mei 1942. Allen hebben een zeemansgraf. Over het schip en de aanval is veel bekend.


        Bemanning

        De Poseidon voer eind mei 1942 onder de van oorsprong Terschellingse kapitein Willem Klijn (1893) met een lading bauxiet van Trinidad naar New York. De Poseidon had geen escorte. In de ochtend van 28 mei waren ze ruim 250 km. noordelijk van Barbados. Bootsman Arend Bakker (Terschelling, 1881) werkte sinds 1929 op de Poseidon. Hij was al met pensioen, en zou vanuit New York naar Paramaribo gaan om het daar het eind van de oorlog af te wachten. Er waren naast deze twee nog vijftien Nederlandse ‘burgers’ aan boord, de meesten in de hogere rangen: stuurman, machinist, marconist of hofmeester. Er was bovendien een kanonnier van de Marine bij, de jonge Cornelis Langerhorst uit Baarn. Het schip telde daarnaast 12 Nederlandse en 2 Engelse ‘onderdanen’. De Nederlanders waren afkomstig uit Bonaire (4), Curaçao (3), Suriname (5). In totaal 32 personen.

        Aanval
        Op 28 mei 1942 rond 5 uur ’s morgens werd het schip aangevallen door de Duitse onderzeeër U-155, maar de torpedo’s misten. Om half zes ondernam de Leutnant-Kapitän een tweede aanval. De kanonnier kon niets uitrichten. De Poseidon werd bij de mast geraakt. Kort hierop explodeerde de ketel en begon het schip bij de achtersteven te zinken.

        Slachtoffers
        Alle bemanningsleden kwamen om het leven. Onder hen was Nicolaas Arteno Clarinda. Andere Bonairiaanse slachtoffers zijn D.G. Janga (matroos), J.M. Josefa (bediende) en A.F. Thodé (matroos); uit Curaçao kwamen om het leven J. Daanchi (matroos), E.J. Jansen (kok), Charles B. Rafael (koksmaat) en B.J. Rosalina (bediende); voor allen zie onder.
        Voor de Surinaamse overledenen zie het hoofdstuk Suriname.
        De U-155 gaf zich op 5 mei 1945 over in Denemarken (bij Frederica).
        Nicolaas’ naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

        Extra bronnen:
        - De torpedering van het SS Poseidon in mei 1942. Ingezonden door Ane Starrenburg, bewerkt door Anton Luijendijk (in: De Kroonvaarders KNSM, 29e jaargang, 2013 nr. 2 p. 32-37)
        - Wal, Johan van der. 'We vieren het pas als iedereen terug is': Terschelling in de Tweede Wereldoorlog (2007) Bijlage 1. http://dissertations.ub.rug.nl
        - www.kroonvaarders.nl/oorlog/poseidon.html (bemanningslijst KNSM).

      10. A.C.P. Coffi
        Antonio Clemente Papa Coffi (Bonaire, 23-11-1910) was stoker, ‘olieman’, op het KNSM-vrachtschip ss Amazone. Hij overleed na torpedering op 6 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Mogelijk is hij familie van J.C. Coffi (zie hieronder). Voor meer bijzonderheden zie H.P. Bernabela.
        Antonio’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      11. J.C. Coffi

        ss Crijnssen (Bron: Flickr - Stichting Surinaams Museum - Foto: Augusta Curiel)
        Juan Cacio Coffi (Bonaire, 20-10-1916) was matroos op het KNSM passagiersschip ss Crijnssen dat 93 personen aan boord had. Hij kwam na torpedering op 11 juni 1942 om het leven en heeft een zeemansgraf. Mogelijk is hij familie van A.C.P. Coffi (zie hierboven). De Crijnssen (1919, 4300 ton), die onder de naam Prins Maurits werd gebouwd, was op weg van Demerara (Brits Guyana) via Curaçao naar New Orleans. Op 7 juni 1942 vertrok het uit Willemstad, onder kapitein W. van der Giessen. Er waren nog twee ex-kapiteins aan boord, een Noor en een Amerikaan. Dat had een reden.

        Overlevenden ss Lise
        Van der Giessen had naast de eigen 71 opvarenden 10 overlevenden opgenomen van de Noorse motortanker Lise. Deze vervoerde ballast van Southampton naar Curaçao maar werd op 12 mei, 250 km boven het einddoel, getorpedeerd door de Duitse onderzeeër U-69. Daarna vuurde de onderzeeboot granaten af, waardoor twaalf zeelui van de Lise werden gedood. De overige 21 Noren ontkwamen met een reddingsboot, een kleine sloep en een vlot. De drenkelingen van de reddingsboot kwamen terecht in Colombia, de 10 anderen, mede dankzij Nederlandse hulp, op verschillende manieren in Curaçao. Onder hen was de kapitein. Hij besloot zich met zijn mede-geredden voor repatriëring via de VS in te schepen op de ss Crijnssen.

        Overlevenden ss Sylvan Arrow
        Daarnaast waren de kapitein en elf bemanningsleden van de Amerikaans-Panamese olietanker Sylvan Arrow aan boord. Op weg van Curaçao naar Kaapstad was de olietanker op 20 mei, 100 km onder Grenada, in brand geschoten door de U-155. Een van de 44 opvarenden verdronk, de anderen overleefden en kwamen met Amerikaanse hulp in Trinidad terecht. Vandaar ging een aantal van hen terug om de tanker te redden, maar tevergeefs. Zij werden vervolgens terug naar Curaçao gebracht.

        Aanval en slachtoffer
        Op 11 juni voer de Crijnssen, met aan boord de tien overlevenden van de Lise en twaalf van de Sylvan Arrow, zonder escorte in de straat van Yucatan, tussen Cuba en Guatemala. Daar werd het schip om 2.10 uur ’s morgens getroffen door twee torpedo’s. Ze werden afgevuurd door de Duitse onderzeeër U-504. Een van de twee was een voltreffer. Matroos Juan Cacio Coffi kwam daarbij, als enige, om het leven.

        Overlevenden
        Van de overige 92 opvarenden bereikten er 43 in reddingsboten de kust van Yucatan, Mexico. Vandaar werden ze overgevlogen naar Texas. Onder hen waren de kapitein en zes man van de Sylvan Arrow, en een bemanningslid van de Lise. De 49 anderen, onder hen de veertien resterende overlevenden van de Lise en de Sylvan Arrow, werden opgepikt door het Amerikaanse koopvaardijschip Lebore dat met steenkool van Virginia op weg was Chili. De Lebore werd op 17 juni 400 km uit de kust van Nicaragua langdurig aangevallen door de U-172, waarna het schip zonk. Alle opvarenden, op de assistent-machinist van de Lebore na, konden mede door Amerikaanse hulp gered worden en werden afgezet in Cristobal, Panama. De U-504 zonk op 30 juli 1943 ten noordwesten van Cape Ortegal, Spanje, na aanvallen door vier Britse oorlogsschepen. Alle 53 bemanningsleden stierven.
        Juans naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.
        N.B.: www.ogs.nl geeft als overlijdensdatum 10 juni 1942.

      12. T.M. Constancia

        ss Medea (Bron: www.wrecksite.eu)
        Tito Martir Constancia (Curaçao, 4-1-1895) was matroos op het KNSM-vrachtschip ss Medea (1916, 1300 ton). Hij overleed na torpedering op 13 augustus 1942, evenals twee eilandgenoten. Allen hebben een zeemansgraf. Een vierde Curaçaoënaar kwam zwaargewond aan land en werd op Cuba begraven.
        Het schip, 28 bemanningsleden en geladen met onder meer 220 kisten dynamiet, was op 24 juli 1942 vertrokken uit New York en via Key West op weg naar Venezuela en Curaçao. Het voer in konvooi, WAT-13.


        Aanval

        In de vroege ochtend van 13 augustus (5.07h) viel een Duitse duikboot het konvooi aan. Men was ter hoogte van Guantanamo (Cuba). Eerst vuurde de U-658 twee salvo’s van twee torpedo’s op het konvooi af, daarna één torpedo vanuit de achtersteven. Drie uur later, 8.05h, viel de duikboot opnieuw aan. De Duitse kapitein dacht twee schepen te hebben geraakt, maar alleen de Medea was getroffen, al direct om 5 uur. De torpedo kwam binnen aan bakboord en veroorzaakte een grote brand. De machines vielen uit en het stoomschip zonk binnen 5 minuten.

        Slachtoffers
        Het US-Amerikaanse escorteschip pikte 24 mannen op en bracht hen naar Guantanamo. Een van hen overleed daar aan zijn verwondingen, de Curaçaoënaar B. C. Kraal (stoker). Naast Tito Martir stierven op zee ook B.F. Leito (matroos) en J.S.R. Pietersz (stoker) uit Curaçao (zie onder), en een stoker uit Paramaribo (zie Suriname) vanwege de explosie, de brand of het zinken van de Medea.
        De U-658 zonk op 30 oktober 1942 ten oosten van Newfoundland, na aanvallen van een Canadees vliegtuig. Alle 48 bemanningsleden stierven.
        Tito’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      13. J.S. Cornet

        De Britse tanker ss Pedernales (Bron: www.uboat.net - Foto: Fulvio Petronio)
        James Stewart Cornet (Saba, 29-8-1904) was matroos op de Britse olietanker Pedernales (1938, 4300 ton, Lago Shipping, Esso – in 1958 van Ommeren, hernoemd tot Katendrecht). Hij kwam op 16 februari 1942 na torpedering om het leven en heeft een zeemansgraf. Hetzelfde geldt voor nog vier Antillianen en drie andere bemanningsleden.


        Aanval

        De Duitse operatie Neuland zette in 1942 zes Duitse en twee Italiaanse onderzeeërs in om de geallieerde aanvoer van Venezolaanse olie te ondermijnen. De eerste aanval gold de Lago-raffinaderij van Esso en de Arend-raffinaderij van Shell, aan de Nicolaashaven op Aruba. Vanaf 13 februari had de langeafstands-onderzeeër U-156, voorzien van zes torpedo’s en twee dekmitrailleurs, de omgeving van de installaties verkend. Op 16 februari om 01.31 en 01.33 uur (uboat.net houdt het op 7 uur later) schoot hij torpedo’s af op achtereenvolgens de Pedernales en de collega-tanker Oranjestad. Geladen met ruwe olie lagen ze in de haven van de Lago-raffinaderij. Tien minuten later schoot de U-156 met zijn dekkanon granaten af op de olie-installaties zelf. Die richtten weinig schade aan, terwijl vanwege een explosie in het geschut twee Duitsers zwaar werden verwond, met een dode als gevolg.

        Slachtoffers
        De Pedernales had meer verliezen. De tanker was door een van de Duitse torpedo’s midscheeps getroffen en brandde de hele dag, zonder te zinken. Het schip kon later weer hersteld worden. Maar door de explosie en de brand raakte kapitein H. McCall gewond en verloren acht van de 26 bemanningsleden het leven. Onder hen was James Stewart Cornet van Saba. Nog vier andere Antillianen hoorden bij de dodelijke slachtoffers: W.F. Rosario van Bonaire (matroos), M.B. Isjik uit Curaçao (bootsman), en J.O. Dembrooke (matroos) en W.O. Hooker (stoker) van St. Eustatius– zie hieronder. Op de eveneens midscheeps geraakte Oranjestad verloren zestien van de 25 bemanningsleden het leven.
        De U-156 werd op 8 maart 1943, in de oceaan tussen Barbados en Suriname, door een Amerikaanse Catalina tot zinken gebracht. Alle 53 bemanningsleden stierven.
        James’ naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. De schrijfwijze is hier Cornett.

        Extra bronnen:
        - http://en.wikipedia.org/wiki/Attack_on_Aruba
        - http://www.lago-colony.com/AMERICANS_IN_ARUBA/COAST%20ARTILLERY%20COMMAND.htm (William C. Gaines)
        - www.seawingsnv.com - Antillean Navigator Nummer 56, deel 1 en 2, by Adolf (Dufi) Kock (herfst 2012)

      14. J.J. Curiel

        Het US-vrachtschip ss Texan (Bron: www.uboat.net - Foto: US Naval Historical Center)
        Johannes Jozef Curiel (Curaçao, 6-3-1895) werkte als steward (‘messman’) op het US Amerikaanse vrachtschip ss Texan (1902, 7000 ton, American-Hawaiian St. Soc. NY). In de Eerste Wereldoorlog was het schip gevorderd voor troepentransport. Daarna keerde het terug naar de koopvaardij. Johannes verloor zijn leven na torpedering op 11 maart 1942. Evenals de andere acht bemanningsleden die omkwamen, drie officieren en nog vijf manschappen, heeft Johannes Jozef Curiel een zeemansgraf.


        Aanval

        De Texan was met reguliere vracht en 47 opvarenden van New York onderweg naar Rio de Janeiro, via Port of Spain (Trinidad). In de nacht van 12 maart 1942 was het schip ter hoogte van Nuevitas (Cuba), 200 km. ten zuiden van de Bahama’s. De Duitse onderzeeër U-126 viel het schip om 2.34 uur aan en trof het met een torpedo. Daarna vuurde de aanvaller met zijn boordgeschut om de radiohut van de Texan uit te schakelen. Dat mislukte, maar binnen een kwartier begon het schip te zinken.

        Slachtoffers
        Tien officieren en 37 bemanningsleden wisten de Texan nog met reddingsboten te verlaten. Hierna kapseisde het schip waarbij drie officieren en zes manschappen verdronken, onder hen Johannes. De volgende ochtend vond de Cubaanse vissersboot Yoyo de drenkelingen. Deze zeelieden overleefden.
        De U-126 werd op 3 juli 1943 ca. 600 km noordwestelijk van Extremadura (Spanje) door een Britse oorlogsvlieger tot zinken gebracht. Alle 55 opvarenden stierven.
        Johannes’ naam ontbreekt op de monumenten, maar wordt genoemd in de lijst van Antillesatwar.com (‘Other victims’). Johannes was in US-dienst. Hij kreeg postuum een onderscheiding voor zeelieden van de koopvaardij, de US Mariner’s Medal.
        Extra bron: http://en.wikipedia.org/wiki/USS_Texan_(ID-1354)

      15. Th.J.B. Curlingford
        Thomas James Benjamin Curlingford (St. Maarten, 23-9-1887) was ‘pumpman’ op de Lago-tanker San Carlos. Hij overleed op 11 mei 1942 in Aruba, waar hij in St. Nicolaas op een niet bekend kerkhof werd begraven.
        Thomas’ naam wordt genoemd op de site van Antillesatwar.com (‘Other Victims’).

      16. J. Daanchi
        Juan Daanchi (Curaçao) was matroos op het KNSM-vrachtschip ss Poseidon. Hij verdronk na torpedering op 28 mei 1942. Hij heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie N.A. Clarinda.
        Juans naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      17. J.O. Dembrooke
        John Otavo Dembrooke (Sint Eustatius, 20-1-1913) was matroos op de Britse olietanker Pedernales. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie J.S. Cornet.
        Johns naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      18. P. Dijkhoff
        Pedrito Dijkhoff (Aruba, 5-12-1902) was matroos op de Nicaraguaanse schoener Gaviota, een zeilschip. Hij is na beschieting overleden rond 2 juni 1942, en heeft een zeemansgraf. Dit geldt ook voor de twee andere Arubanen, B. Tromp (kok) en A.F. Verhoeks (gezagvoerder) en Dominicanen aan boord.

        Bestemming en bemanning
        De voedselvoorziening van de eilanden werd in mei 1942 precair. In die maand werden liefst zes KNSM-vrachtschepen door Duitse onderzeeërs getorpedeerd: de Amazone (6 mei), de Fauna (18 mei), de Hector (24 mei), de Triton (28 mei) en de Poseidon (ook 28 mei). De Dominicaanse Republiek was de grootste voedselleverancier voor Aruba en Curaçao, maar ook haar vrachtschepen werden aangevallen. Op 3 mei werd de San Rafael en op 21 mei de Presidente Trujillo tot zinken gebracht. Zeilschepen leken een alternatief te zijn. Op 2 juni vertrok de Gaviota uit de haven van Oranjestad richting Dominicaanse Republiek; een dag later zou een tweede zeilschip volgen, de Sally. Naast de drie genoemde Arubanen waren de twee Dominicanen Jose Mercedes Del Rosario en Raul Ernesto Tejeda aan boord. Maar de Gaviota werd al gauw na zijn vertrek vermist.

        Aanval
        Een schrijven op 15 juni van de Arubaanse luitenant-gouverneur aan de havenmeester van Curaçao constateert dat de schoener bij Puerto Rico tot zinken was gebracht door een onderzeeër. Vermoedelijk werd eerst de lading fruit, groenten en andere levensmiddelen overgeladen. De Duitse U-502 is een mogelijke dader. Mocht dat kloppen dan was het dezelfde die de ss Tia Juana aanviel op 16 februari, de dag met de meeste Antilliaanse verliezen (zie J.W. Dunlock).
        Deze onderzeeër zonk op 6 juli 1942 in de Golf van Biskaje door aanvallen van een Brits oorlogsvliegtuig. Alle 52 bemanningsleden stierven.
        Pedrito’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

        Extra bron: Adolf (Dufi) Kock (herfst 2012) Aruba remembers World War II. In: www.seawingsnv.com/images/antilleannavigator56-deel1.pdf. Vervolg in deel2.pdf

      19. G.L. Doran
        Gumercindo Leoncio Doran (Curacao, 13-1-1923) was bediende op op het KNSM-vrachtschip ss Amazone, als een na jongste bemanningslid. Hij overleed na torpedering op 6 mei 1942. Hij heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie H.P. Bernabela.
        Gumercindo’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      20. J.W. Dunlock
        John William Dunlock (Saba, 3-2-1905) was kwartiermeester op de Britse olietanker Tia Juana (1928, 2400 ton, Lago Shipping-Esso). Hij kwam op 16 februari 1942 na torpedering om het leven en heeft een zeemansgraf. Dat geldt voor nog zestien van de 26 bemanningsleden. Zeven van hen waren Antilliaan. Het was een zwarte dag.

        Aanval
        Bij de actie Neuland, die vroeg op 16 februari begon, waren vijf Duitse en twee Italiaanse onderzeeërs betrokken. Twee van hen richtten zich op de oliehavens en raffinaderijen van Aruba en Curaçao. In Aruba vielen 24 slachtoffers, zestien van hen Antilliaan. De overige duikboten zochten hun doelen op de transportlijn tussen het olierijke Venezolaanse meer van Maracaibo en de twee eilanden. Hier was alleen de U-502 succesvol. De onderzeeër vuurde om 9.44 uur torpedo’s af op de zonder escorte varende Tia Juana. Gevuld met ruwe olie was deze nog in de golf van Venezuela (40 km ten noordwesten van Punto Fijo) en op tweederde van de tocht naar de Sint Nicolaashaven in Aruba. Het schip vloog in brand en zonk.

        Slachtoffers
        Hierbij kwamen 17 opvarenden om het leven. De kapitein en acht andere bemanningsleden konden zich redden, of werden gered, en bereikten Maracaibo. Behalve Dunlock verongelukten uit Saba J. Wilson (stoker) en W.A. Winfield (stoker). De vier andere Antilliaanse slachtoffers kwamen van Bonaire: O.D. Dominico (kwartiermeester), Th.F. Martijn (matroos), H.N. Martijn (kwartiermeester) en M. Serberie (matroos). Voor de Surinaamse zeeman die om het leven kwam, zie Suriname.

        Nieuwe aanvallen
        Dezelfde onderzeeër schoot om 10.28 uur aan de Colombiaanse kant van het meer een voltreffer af op de Venezolaanse tanker Monagas. Het schip zonk en vijf van de 31 bemanningsleden verdronken. De U-502 voer vervolgens terug naar de route van Lago-tankers en bracht daar de San Nicolas tot zinken, met zeven doden tot gevolg. In juni beschoot de U-502 vermoedelijk de zeilboot Gaviota (zie P. Dijkhoff).
        Deze onderzeeër zonk op 6 juli 1942 in de Golf van Biskaje door aanvallen van een Brits oorlogsvliegtuig. Alle 52 bemanningsleden stierven.
        Johns naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      21. L.N. Emerenciana

        De Britse tanker ss Oranjestad (Bron: wrecksite.eu)
        Luis Nicolas Emerenciana (Bonaire, 10-9-1911) was een van de kwartiermeesters van de Britse olietanker Oranjestad (1927, 2400 ton, Lago Shipping, Esso). Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven. Hij heeft een zeemansgraf. Dat geldt voor nog veertien van de 25 bemanningsleden. Elf van hen waren Antilliaan.

        Aanvallen
        De Duitse operatie Neuland zette in 1942 zes Duitse en twee Italiaanse onderzeeërs in om de geallieerde aanvoer van Venezolaanse olie te ondermijnen. De eerste aanval was 16 februari 1942 op de fel verlichte Sint Nicolaashaven van Aruba, toen de grootste oliehaven ter wereld. Om 1.31 en 1.33 uur schoot de U-156 twee torpedo’s af die de Pedernales en vervolgens de Oranjestad troffen (Uboat.net houdt het opmerkelijk op 8.00 uur). Geladen met ruwe olie lagen ze bij de Lago-raffinaderij. De Oranjestad lichtte het anker en probeerde weg te komen, maar werd midscheeps geraakt, schoot in brand en zonk binnen een uur in water van 70 meter diepte.

        Slachtoffers
        Daarbij verloren vijftien bemanningsleden het leven. Elf van hen waren Antilliaan. Onder hen was Luis Nicolas Emerenciana van Bonaire. Nog vijf andere Bonairianen kwamen om het leven. Het zijn J.D. Goeloe (matroos), R.C. Marchena (bootsman), H.B. Martijn (kwartiermeester), A.J. de Palm (idem) en A.G. Pieter (stoker). Daarnaast van Saba A.D. Granger (leerling stuurman), E.N. Linzey (bediende), D.C. Lynch (matroos) en C.A. Wilson (stoker) en van Curaçao F. Pannelek (stoker) – zie verder hieronder. De kapitein van de Oranjestad en negen andere bemanningsleden konden worden gered door het havenpersoneel.
        De U-156 werd op 8 maart 1943, in de oceaan tussen Barbados en Suriname, door een Amerikaanse Catalina tot zinken gebracht. Alle 53 bemanningsleden stierven.
        Luis’ naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      22. J.A. Evertsz
        Juan Alexander Evertsz (Bonaire, 8-2-1886) was matroos bij een niet bekende scheepvaartmaatschappij. Hij overleed op 23 september 1944 en werd op een niet bekende plaats begraven.
        Juan's naam ontbreekt op de monumenten maar wordt genoemd op de site van Antillesatwar.com (‘Other Victims’).

        Fa King

        ss Rosalia (Bron: cnoops.nl)

        Fa King (China, ca. 1905) was tweede kok op de Nederlandse CSM-tanker Rosalia (1938, 3200 ton). Hij overleed na torpedering op 27 juli 1943, samen met 22 andere bemanningsleden. Onder hen was nog een Chinees, Yong Ah Chong, en twee Antillianen, J.Hart en P. Tjietjie (zie onder).

        Aanval
        De met ruwe olie geladen Rosalia was zonder escorte op 26 juli vertrokken uit de haven van Maracaibo (Venezuela). In de late avond was de tanker op 16 km van zijn doel, Willemstad. Rond 22.00 uur werd zij getroffen door twee torpedo’s van de Duitse onderzeeboot U-615. De eerste kwam achter de brug terecht en veroorzaakte daar een steekvlam en brand. Op de brug stond de kapitein, de 3e stuurman, een uitkijk en een roerganger. De tweede torpedo veroorzaakte brandende golven tankerolie die de rest van het schip in vuur zette. De Rosalia brak in twee stukken en zonk uiteindelijk om 0.20 uur.

        Slachtoffers
        Van de 36 opvarenden kwam tweederde om bij de explosies, de brand of in zee. De dertien overlevenden konden worden opgepikt door de Nederlandse onderzeebootjager HNMS H-8 en de reddingsboot MBR-50. Het lichaam van Fa King en andere overledenen werd de volgende dag aan land gebracht. Fa King werd begraven op het kerkhof van Kolebra Bèrdè in Willemstad, evenals zijn landgenoot.
        De U-615 werd op 6 augustus 1942 bij Grenada door vier Amerikaanse bommenwerpers vernietigd. Van de bemanning kwamen vier of vijf opvarenden om het leven, onder wie de commandant. 43 man werd gered en krijgsgevangen gemaakt.
        Fa King's naam wordt genoemd op de webiste van Antillesatwar.com (‘Other Victims’).

        Extra bron: www.cnoops.nl (T.J. Los), De Nederlandse Shellvloot tijdens de oorlogsjaren 1940-1945. Geschreven op basis van: Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog door K.W.L.Bezemer (1987, twee delen) en De Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog door L.L. von Münching (1978, twee delen).

      23. P.V. Goedgedrag

        Het US-passagiersschip ss Coamo (Bron: www.navymemorial.org)
        Pedro Victor Goedgedrag (Bonaire, 31-1-1900) was matroos op het US passagiersschip Coamo (1925, 7000 ton), dat gecharterd was voor troepentransport. Hij overleed na torpedering op 2 december 1942, evenals de 185 andere opvarenden. Allen hebben een zeemansgraf.

        Aanval
        De Coamo was op 26 november 1942 vertrokken uit Gibraltar en voer op 1 december in konvooi van Engeland naar New York. Er waren 133 bemanningsleden aan boord, van wie elf officier, 37 bewapende US mariniers en, als passagier, 16 Britse militairen. Op circa 250 km ten westen van Ierland kreeg kapitein Nels Helgesen de opdracht van de Britse admiraliteit om zelfstandig verder te varen. Op 2 december om 20.18 uur vuurde de Duitse onderzeeër U-604 vanaf 750 meter afstand een torpedo af, die onder brug insloeg. Binnen vijf minuten begon het schip te zinken.

        Slachtoffers
        Enkele mannen wisten op een vlot weg te komen, maar verdronken vermoedelijk later vanwege de storm die de volgende dag opstak en enkele dagen aanhield. Deze scheepsramp was de grootste voor de US Amerikaanse koopvaardij gedurende de Tweede Wereldoorlog.
        De U-604 werd op 11 augustus 1943 op de zuidelijke Atlantische Oceaan, tussen Liberia en Brazilië, zwaar beschadigd door twee US-Amerikaanse oorlogsvliegtuigen. De 45 bemanningsleden werden gered door de U-185. Deze werd bijna twee weken later (24 augustus) door jagers van het US vliegdekschip Core tot zinken gebracht. 29 van de 51 opvarenden stierven. Onder hen veertien van de U-604.
        Pedro’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. Hij was in US-dienst en kreeg postuum een onderscheiding voor zeelieden van de koopvaardij, de US Mariner’s Medal. Op een site van de US Navy (www.navymemorial.org) is zijn naam afwezig.

      24. J.D. Goeloe
        Juan Domingo Goeloe (Bonaire, 11-2-1888) was matroos op de Britse olietanker Oranjestad. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven. Hij heeft een zeemansgraf. Vijftien van de 25 bemanningsleden stierven, onder hen elf Antillianen. Juan Domingo was de oudste van hen. Voor meer bijzonderheden zie L.N. Emerenciana.
        Juan's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      25. R. Gordon
        Reginald Gordon (Saba 28-11-1919) was tweede kok op de grote Britse tanker La Carriere (1938, 5700 ton). Hij overleed na torpedering op 25 februari 1942 en heeft een zeemansgraf. Dit geldt voor nog veertien bemanningsleden. Twee van hen zijn Antilliaan.

        Aanval
        De tanker was zonder escorte met ballast geladen van New York op weg naar Trinidad. Er waren 41 opvarenden. Men voer onder Haïti en Puerto Rico door. Vroeg op 25 februari 1942, om 2.19 uur, 110 km ten zuiden van Guanica, Puerto Rico, werd La Carriere getroffen door twee torpedo’s van de Duitse onderzeeër U-156. De tanker stopte maar vervolgde zijn route na tien minuten. Twee nieuw afgeschoten torpedo’s wist de stuurman te ontwijken, terwijl de kanonniers de aan de oppervlakte gekomen onderzeeër onder vuur namen. Desondanks wist de U-156 het tankschip om 6.21 uur met zijn laatste torpedo te raken. Kort hierna zonk La Carriere.

        Slachtoffers
        De vier kanonniers en elf andere bemanningsleden verdwenen in de golven. De kapitein en vier opvarenden werden opgepikt door een kotter van de Amerikaanse kustwacht, 21 andere bemanningsleden wisten diezelfde dag op de kust van Guanica te landen. Naast Reginald Gordon kwam van de Antillen ook matroos Esau Emmanuel Laveist (St. Maarten) om het leven (zie onder). Zij hoorden bij de jongste slachtoffers.
        De U-156 had negen dagen eerder de aanval op twee tankers en de Lago-raffinaderij in Aruba uitgevoerd. De onderzeeër werd op 8 maart 1943, in de oceaan tussen Barbados en Suriname, door een Amerikaanse Catalina tot zinken gebracht. Alle 53 bemanningsleden stierven.
        Reginald's naam ontbreekt op de monumenten maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com.

      26. A.D. Granger
        Anthony Dudley Granger (Saba, 21-3-1905) was leerling-stoker op de Britse olietanker Oranjestad. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven. Hij heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie L.N. Emerenciana.
        Anthony’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      27. J.A. Hart
        Juan Alejandro Hart (Bonaire, 12-6-1923 was matroos op de Nederlandse CSM-tanker Rosalia (1938, 3200 ton). Hij overleed na torpedering op 27 juli 1943, samen met 22 andere bemanningsleden. Juan was een van de mensen wiens lichaam de volgende dag aan land kon worden gebracht. Hij werd begraven op het Rooms-Katholieke kerkhof aan de Roodeweg in Willemstad. Voor verdere bijzonderheden zie Fa King.
        Juan's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      28. G. Hecker
        Gerardo Hecker (Curaçao, 00-00-1875) was kok op het Hondurese zeilschip Sally (150 ton). Hij overleed na beschieting op 5 juni 1942 en heeft een zeemansgraf. Dat geldt ook voor zijn leeftijdgenoot, gezagvoerder J.A. Muller, eveneens uit Curaçao (zie onder), en voor R. Laguna uit Venezuela en R.A. Guillot uit Colombia.
        De voedselvoorziening van de eilanden was in mei 1942 precair geworden. In die maand waren liefst zes KNSM-vrachtschepen door Duitse onderzeeërs getorpedeerd. De Dominicaanse Republiek was de grootste voedselleverancier voor Aruba en Curaçao, en op 3 en 21 mei werden ook haar vrachtschepen aangevallen. Zeilschepen leken een alternatief te zijn. Op 3 juni vertrok de Sally uit de haven van Oranjestad richting Dominicaanse Republiek; een dag eerder was de Gaviota weggezeild.
        Twee dagen later, op 5 juni ‘s avonds om 20.10 uur, vuurde de Duitse onderzeeër U-159 vijf schoten af met zijn dekkanon. De Sally voer 120 km zuidelijk van de Dominicaanse Republiek ter hoogte van Bani. Drie schoten waren raak en rond 21.15 uur zonk het zeilschip. De bemanning werd niet gered, zoals op 16 juni bij het zeilschip de Nueva Grecia wel zou gebeuren. De U-159 had op dezelfde dag en plaats ’s morgens om 5.29 uur de Braziliaanse schoener Paracury met haar boordkanon tot zinken gebracht. Voor meer bijzonderheden zie P. Dijkhoff van het zeilschip Gaviota.
        De onderzeeër werd zelf op 28 juli 1943 door een Amerikaans marinevliegtuig ten zuiden van Haïti tot zinken gebracht; alle 53 bemanningsleden stierven.
        Gerardo’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

        Extra bronnen:
        - Adolf (Dufi) Kock (herfst 2012) Aruba remembers World War II. In: www.seawingsnv.com/images/antilleannavigator56-deel1.pdf. Vervolg in deel2.pdf
        - http://ww2db.com/battle_spec.php?battle_id=276

      29. L.P. Hernandez
        Leon Papa Hernandez (Curaçao, 28-7-1894) was matroos op het US vrachtschip Mariana (Atl.Gulf West Ind. St. Lines). Hij overleed na torpedering op 5 maart 1942 en heeft een zeemansgraf. De Duitse onderzeeër U-126 bracht het schip tot zinken ten noorden van de Turks en Caicos eilanden (boven Haïti).
        Leon's naam ontbreekt op de monumenten maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com. Leon Hernandez was in US-dienst en ontving postuum de U.S. Mariners Medal.

      30. W.O. Hooker
        William Oraldo Hooker (Sint Eustatius, 19-1-1911) was stoker van de Britse olietanker Pedernales. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie J.S. Cornet.
        William's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      31. M.B. Isijk
        Martinus Bibiano Isijk (Curaçao, 2-12-1894) was bootsman van de Britse olietanker Pedernales. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie J.S. Cornet.
        Martinus’ naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      32. L.G. Italia

        ss Tiberius (1939) (Bron: www.kombuispraat.com)
        Lorenzo Gregorio Italia (Curaçao, 17-11-1900) was steward op het KNSM vrachtschip ss Tiberius. Hij werd rond 8 januari 1943 op een niet bekende plek vermist, en heeft een zeemansgraf.
        Lorenzo’s naam komt voor op het KNSM-monument. Hij ontbreekt op de oorlogsmonumenten maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com.

      33. D.G. Janga
        Delfincio Gregorio Janga (Bonaire, 24-12-1898) was matroos op het KNSM-vrachtschip ss Poseidon. Hij overleed na torpedering op 28 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie N.A. Clarinda. Delfincio was mogelijk verwant met N.Th. Janga (zie J. Boekhoudt).
        Delfincio’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      34. E.J. Jansen
        Enrique José Jansen (Curaçao, 19-3-1906) was kok op het KNSM-vrachtschip ss Poseidon. Hij overleed na torpedering op 28 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie N.A. Clarinda.
        Enrique’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      35. B.J. de Jesus

        ss Pygmalion (Bron: www.kombuispraat.nl)
        Benito Josef de Jesus (Curaçao, 16-4-1900) was matroos op het KNSM vrachtschip ss Pygmalion (1938, 3600 ton). Hij werd vermist op 27 februari 1944 op een niet bekende plek in de Caribische Zee, en heeft een zeemansgraf.
        Benito’s naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten van de Antillen de de KNSM, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other Victims’).

      36. J.M. Josefa
        Johan (roepnaam: Juan) Marco Josefa (Bonaire, 7-10-1896) was steward (bediende) op het KNSM-vrachtschip ss Poseidon. Hij overleed na torpedering op 28 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie N.A. Clarinda.
        Er is verwarring over zijn aanwezigheid op het schip, omdat een artikel over de ss Poseidon in de Kroonvaarders (1981/2013) met de opmerking afsluit dat bediende J.M. Josefa net voor vertrek uit Trinidad vanwege wangedrag in Paramaribo (9-3-1942) door de kapitein ontslagen was. De bron voor die mededeling is een brief van het Netherland Shipping Committee (3.5.1943). Jos Rozenburg van Antillesatwar.com vond echter de originele bemanningslijst bij vertrek Willemstad (4 mei 1942), met Josefa als bediende en een aantekening over een persoon die in Trinidad was achtergebleven: kanonnier H.A. Klein. Hij vermoedt dat er op korte tijd geen vervanger voor Josefa kon worden gevonden (mail 21-8-13).
        Johan's naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten van de Antillen en van de KNSM, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com.

      37. B.C. Kraal

        Grafsteen Benjamin Carlos Kraal (Foreign Nationality) Guantanamo (Bron: www.ogs.nl)
        Benjamin Carlos Kraal (Curaçao, 14-7-1895) was olieman op het KNSM-vrachtschip ss Medea (1916, 1300 ton). Hij overleed een dag na de torpedering van het schip aan zijn verwondingen, 14 augustus 1942 en werd op het U.S. Naval Cemetery te Guantanamo Bay (Cuba) begraven. Drie eilandgenoten stierven direct na de torpedering. Zij hebben een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie T.M. Constancia.
        Benjamin's naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      38. E.E. Laveist
        Esau Emanuel Laveist (St. Maarten, 5-6-1919) was matroos op de grote Britse tanker La Carriere (1938, 5700 ton). Hij overleed na torpedering op 25 februari 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie R. Gordon.
        Esau’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      39. B.F. Leito
        Benito Filemon Leito (Curaçao, 21-3-1914) was matroos op het KNSM-vrachtschip ss Medea. Hij overleed op 13 augustus 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie T.M. Constancia.
        Benito’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      40. E.N. Linzey
        Eric Norbert Linzey (Saba, 7-4-1923) was bediende op de Britse olietanker Oranjestad. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven. Hij heeft een zeemansgraf. Nog zes Antillianen lieten het leven. Eric was de jongste van hen. Voor meer bijzonderheden zie L.N. Emerenciana.
        Eric's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      41. M.M. Lourens
        Marco Martinus Lourens (Curacao, 25-4-1905) was olieman van het KNSM-vrachtschip ss Amazone. Hij stierf na torpedering op 6 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie H.P. Bernabela.
        Marco’s naam komt voor op het KNSM-monument. Hij ontbreekt op de oorlogsmonumenten, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com.

      42. D.K. Lynch
        Darcey Kenneth Lynch (Saba, 25-12-1909) was matroos op de Britse olietanker Oranjestad. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven. Hij heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie L.N. Emerenciana.
        Darcey’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      43. E.I. Maduro
        Eduardo Ignacio Maduro (Curaçao, 1-2-1898) was stoker op het vrachtschip ss Beursplein (1920, 4400 ton, Stoomvaart Maatschappij Millingen). Hij overleed na bombardering op 26-2-1941.

        Aanval
        Het vrachtschip Beursplein voer op 26 februari 1941 samen met de ss Amstelland (8100 ton, Kon. Holl. Lloyd) op de Atlantische Oceaan. Beide waren vertrokken uit Gourock (Glasgow), de Beursplein met bestemming New York, de Amstelland had als doel Buenos Aires. Rond 200 km ten westen van Ierland werden ze aangevallen door een FW 200 ‘Kondor’-bommenwerper. Kondors speurden de oceaan af naar geallieerde schepen en wisselden informatie uit met onderzeeërs, in dit geval de U-47. Behalve de twee Nederlandse koopvaarders troffen zij in dezelfde omgeving die dag ook andere schepen. De Kondor bombardeerde de Griekse ss Kyriakoula (bemanning gered) en de Noorse ss Solferino (3 bemanningsleden omgekomen), die ook samen voeren. Vervolgens viel de bommenwerper drie deelnemers van het konvooi OB 209 aan: de Britse ss Llanwern (27 bemanningsleden omgekomen), Mahanada (3 omgekomen), Swinburne (bemanning gered) en Melmore Head (bemanning gered). De U-47 viel met torpedo’s hetzelfde konvooi aan: de Noorse Borgland (bemanning gered), de Belgische Kasongo (6 omgekomen) en de Zweedse Rydboholm (bemanning gered). De ss Diala was alleen beschadigd.

        Slachtoffers
        De Beursplein zonk. De tweede stuurman, L.C.L. Theunisse, hoewel gewond geraakt, wist evenals olieman S. Haanstra nog bemanningsleden te redden. 22 opvarenden echter verdronken. Onder hen was Eduardo Ignacio Maduro. Het ss Amstelland werd zwaar beschadigd, de kapitein verloor zijn leven, maar het schip zonk niet en het schip kon twee dagen later naar het vaste land worden gesleept.
        De U-47 werd een week later, op 7 of 8 maart, getroffen door de Engelse destroyer Wolverine. Anderen menen dat toen een van de eigen torpedo’s de onderzeeër fataal werd. Alle bemanningsleden stierven.
        Eduardo’s naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com.

        Extra bronnen:
        - http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_shipwrecks_in_February_1941
        - www.aukevisser.nl/etm/id110.htm
        - www.onderscheidingen.nl/decorandi/wo2/dec_h01.html

      44. G.A. Manuela
        Gabriel Alfredo Manuela (Curacao, 19-2-1902) was bediende op het KNSM-vrachtschip ss Amazone. Hij stierf na torpedering op 6 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie H.P. Bernabela.
        Gabriel's naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      45. R.C. Marchena
        Rafael Crispiniano Marchena (Bonaire, 25-10-1897) was bootsman van de Britse olietanker Oranjestad. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie L.N. Emerenciana.
        Rafael's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      46. P.M. Martes
        Pedro Martin(us) Martes (Bonaire, 12 of 17 april 1914) was kwartiermeester op een koopvaardijschip. Hij overleed op 6 juli 1943 bij La Salina (Venezuela, bij Giuria, tegenover Trinidad). De plaats waar hij werd begraven is niet bekend.
        Pedro’s naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other Victims’).

      47. D. Martijn
        Dominico Martijn (Bonaire, 19-10-1917) was kwartiermeester van de Britse olietanker Punta Gorda. Hij overleed na een aanvaring op 18 september 1944 en heeft een zeemansgraf. Dominico, Hosé en Olivero Martijn zijn broers. Voor meer bijzonderheden zie C.B. Cicilia.
        Dominico’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      48. H.B. Martijn
        Hosé Bernardo Martijn (Bonaire, 2-7-1908) was een van de kwartiermeesters van de Britse olietanker Oranjestad. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven. Hij heeft een zeemansgraf. Dominico, Hosé en Olivero Martijn zijn broers. Voor meer bijzonderheden zie L.N. Emerenciana.
        Hosé’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      49. O.D. Martijn
        Olivero Dominico Martijn (Bonaire, 4-8-1910) was een van de kwartiermeesters van de Britse olietanker Tia Juana. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven, en heeft een zeemansgraf. Dominico, Hosé en Olivero Martijn zijn broers. Voor meer bijzonderheden zie J. W. Dunlock.
        Olivero’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      50. P.W.H. Martijn

        ss Willemstad in 1960 (Socrates van 1938-1950) (Bron: www.ndsm-museum.nl)
        Petrus Willem Hendrik Martijn (Curaçao, 27-4-1887) was steward op het KNSM passagier- en vrachtschip ss Socrates (1938, 5000 ton; in 1950 omgebouwd tot ss Willemstad). Hij overleed op 30 augustus 1943 in Buenos Aires (Argentinië) en werd begraven op de Britse begraafplaats aldaar.
        Petrus’ naam komt voor op het KNSM-monument. Hij ontbreekt op de oorlogsmonumenten, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other Victims’).

      51. Th. F. Martijn
        Thomas Flavianus Martijn (Bonaire 21-12-1902) was matroos op de Britse olietanker Tia Juana. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven, en heeft een zeemansgraf. Thomas is mogelijk familie van de drie andere Martijns uit Bonaire op deze pagina.
        Thomas’ naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      52. F.M. Martis

        ss Mariana (CSM) (Bron: www.helderline.nl)
        Faustino Miguel Martis (Bonaire, 15-2-1903) was kwartiermeester van de CSM tanker ss Mariana (1925, 3300 ton) – niet te verwarren met de US-tanker van dezelfde naam (zie L.P. Hernandez). Hij werd vermist op 15 augustus 1944 in de Caribische Zee en heeft een zeemansgraf. Faustino is mogelijk een verwant van H.N. Martis.
        Faustino’s naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other Victims’).

      53. H.N. Martis
        Hendrik Natividad Martis (Bonaire, 8-9-1911) was een van de kwartiermeesters van de Britse olietanker Tia Juana. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven, en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie J. W. Dunlock. Hendrik is mogelijk een verwant van F.M. Martis.
        Hendrik's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      54. J.A. Maxwell
        James Andrew Maxwell (Saba, 6-1-1913) was matroos op de Britse olietanker Punta Gorda. Hij overleed na een aanvaring op 18 september 1944 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie C.B. Cicilia.
        James’ naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      55. F.G. Montanus

        ss Notos (Bron: www.maritiemdigitaal.nl)
        Federico Gregorio Montanus (Curaçao, 9-9-1882) was matroos op het KNSM vrachtschip ss Notos (1939, 1600 ton). Hij overleed op 9 maart 1942 op Curaçao, waar hij op een onbekende locatie begraven is.
        Federico’s naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten van de Antillen en de KNSM, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other victims’).

      56. J.A. Muller
        Julius August Muller (Curaçao, 16-2-1875) was gezagvoerder van het Hondurese zeilschip Sally. Hij overleed na beschieting op 5 juni 1942 en heeft een zeemansgraf. Dat geldt ook voor zijn leeftijdgenoot, kok G. Hecker, eveneens uit Curaçao, en twee andere bemanningsleden. Voor meer bijzonderheden zie daar.
        Julius’ naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. Zijn familienaam luidt daar Statius-Muller, vermoedelijk vanwege verwarring met het voorafgaande slachtoffer, G.A.L. Muller-Statius, waar deze toevoeging is weggelaten.

      57. A.J. de Palm
        Andres José de Palm (Bonaire, 22-3-1899) was een van de kwartiermeesters van de Britse olietanker Oranjestad. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven. Hij heeft een zeemansgraf. Voor verdere bijzonderheden zie L.N. Emerenciana.
        Andres’ naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      58. H.(N.) de Palm
        Hubert de Palm (Bonaire, 2-11-1919) was stoker op de Britse olietanker Punta Gorda. Hij overleed na een aanvaring op 18 september 1944 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie C.B. Cicilia.
        Hubert's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      59. F. Pannelek
        Federico Pannelek (Curaçao, 21-8-1901) was stoker van de Britse olietanker ss Oranjestad. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven. Hij heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie L.N. Emerenciana.
        Federico’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. Zijn familienaam wordt daar geschreven als Panneflek. Die naam stond op de geboorteakte en is later veranderd in Pannelek (e-mail Jos Rozenburg 19-8-13).

      60. A.G. Pieter
        Alberto Gregorio Pieter (Bonaire, 9-5-1912) was stoker van de Britse olietanker ss Oranjestad. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven. Hij heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie L.N. Emerenciana.
        Alberto’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      61. J.S.R. Pietersz
        Julio Serapio Remigio Pietersz (Curacao, 14-11-1902) was stoker op het KNSM-vrachtschip ss Medea. Hij overleed na torpedering op 13 augustus 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie T.M. Constancia.
        Julio’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      62. D.H. Pourier
        David Hilario Pourier (Curacao, 14-1-1891) was bootsman van het KNSM-vrachtschip ss Amazone. Hij stierf na torpedering op 6 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie H.P. Bernabela.
        David's naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. Daar is zijn naam geschreven als D.H.P. Pourier.

      63. J.C. van Putten
        James Clarence van Putten (St. Eustatius 29-12-1913) was stoker op de Britse olietanker San Nicolas (1926, 2400 ton, Lago Shipping-Esso). Hij verloor zijn leven op 16 februari 1942 en heeft een zeemansgraf. Dit geldt voor nog zes van de 26 bemanningsleden. Drie van hen waren Antilliaan.

        Aanvallen
        Bij de actie Neuland, die vroeg op 16 februari begon, waren vijf Duitse en twee Italiaanse onderzeeërs betrokken. De actie richtte zich onder meer op de transportlijn tussen het olierijke Venezolaanse meer van Maracaibo en de twee eilanden. De U-504 viel met succes eerst de Britse Lago-tanker Tia Juana (9.44 uur) en vervolgens de Venezolaanse tanker Manogas (10.28 uur) aan. Deze voer ten noorden van Punta Espada aan de Colombiaanse kant. De onderzeeër ging terug naar de route van de Lago-tankers en kreeg daar de zonder escorte varende San Nicolas in het vizier. De U-502 vuurde om 11.34 uur een eerste torpedo af. Gevuld met ruwe olie was de San Nicolas nog in de golf van Venezuela (40 km ten noordwesten van Punto Fijo) en op tweederde van de tocht naar de Sint Nicolaashaven in Aruba. De torpedo miste. Een tweede, om 11.50 uur, was raak. De tanker vloog in brand en zonk. Het was in hetzelfde gebied waar de Tia Juana kort daarvoor was gezonken.

        Slachtoffers
        Acht zeelieden overleefden de ramp niet. Vier Engelsen en vier Antillianen. De andere negentien bemanningsleden konden zich redden, of werden gered, en kwamen terecht in Maracaibo. Naast van Putten overleden de volgende Antilliaanse zeelieden: C.B. Rafael (koksmaat) ook uit Curaçao, en uit Bonaire L.B. Scherptong (matroos) en J.G. Thielman (stoker).
        De U-504 zonk op 30 juli 1943 ten noordwesten van Cape Ortegal, Spanje, na aanvallen door vier Britse oorlogsschepen. Alle 53 bemanningsleden stierven.
        James’ naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      64. J.M.S. Raas

        ss Barendrecht (Bron: www.zeevlootvos.bebelaar.nl)
        José Maria Supriano Raas (Curaçao, 26-9-1912) was olieman op de olietanker ss Barendrecht 4 (Ph. van Ommeren,1935). Vanaf juli 1940 was het schip gecharterd voor de Britse regering en ondergebracht bij de Anglo-Saxon Petroleum Co.

        Aanval
        Tijdens een Duitse luchtaanval op het Engelse Tilbury raakte het schip zwaar beschadigd en kwamen de gezagvoerder en de 2e stuurman om het leven. Na reparatie voer de Barendrecht verder als bevoorradingstanker.
        José overleed op 18 maart 1943 in Sidney (Australië) en werd daar begraven op Necropolis Rookwood Cemetery.
        José’s naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other victims’).
        Extra bron: www.zeevlootvos.bebelaar.nl

      65. C.B. Rafael (Martina)
        Charles Benigno Rafael (Curaçao, 13-2-1906) was koksmaat op het KNSM-vrachtschip ss Poseidon. Hij overleed na torpedering op 28 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie N.A. Clarinda.
        Er is enige verwarring over de naam Rafael, omdat zijn moeder deze achternaam later wijzigde in Martina en Charles daarom ook onder die naam voorkomt. Ook is er verwarring rond het schip. De Oorlogsgravenstichting (aug. 2013) geeft aan dat hij op de Engelse tanker San Nicolas voer. Onderzoeker Jos Rozenburg heeft echter de originele geboorteakte en crewlist gevonden en vastgesteld dat het om dezelfde man gaat, die deel uitmaakte van de bemanning van het ss Poseidon (e-mail 19-8-13).
        Charles’ naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. Op het KNSM-monument heet hij naar de naam die zijn moeder later aannam, C.B. Martina. Op de oorlogsmonumenten van de Antillen heet hij Ch. B. Rafael.

      66. J. Rasmijn

        ss Triton (Bron: www.maritiemdigitaal.nl)
        Jacob (Jacobo) Rasmijn (Aruba, 23-10-1922) was koksmaat op het KNSM-vrachtschip de ss Triton. Hij stierf volgens de Oorlogsgravenstichting op 7 maart 1942 op de Surinamerivier. De omstandigheden waaronder hij stierf zijn niet bekend. Jacob werd begraven op de begraafplaats La Rencontre in Smalkalden, Para, Suriname (bij het bauxietdorp Paranam, 10 km zuidelijk van Domburg).
        De ss Triton werd bijna drie maanden later, op 28 mei 1942, in de Atlantische Oceaan getorpedeerd, met zes dodelijke slachtoffers ten gevolge. Voor meer bijzonderheden zie Suriname, zeevarenden, Max Elmont.
        Jacob's naam komt voor op het KNSM-monument. Hij ontbreekt op de oorlogsmonumenten, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other victims’). Hier heet hij Jacobo Rasmijn, met overlijdensdatum 9 maart 1942.

      67. G.R. Richardson
        George Ruben Richardson (St. Maarten, 16-3-1910) was stoker op de Britse olietanker Punta Gorda. Hij overleed na een aanvaring op 18 september 1944 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie C.B. Cicilia.
        George’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      68. B.J. Rosalina
        Bienvenido José Rosalina (Curacao, 22-3-1916) was bediende op het KNSM-vrachtschip ss Poseidon. Hij overleed na torpedering op 28 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie N.A. Clarinda.
        Bienvenido’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. Daar heeft hij de initialen J.B.

      69. W.F. Rosaria
        Willem Francisco Rosaria (Bonaire, 10-3-1895) was matroos op de Britse olietanker Pedernales. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie J.S. Cornet.
        Willem's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      70. F.A. Scharbaai

        ss Zijpenberg (Bron: www.kustvaartforum.nl)
        Florencio Antonio Scharbaai (Curaçao, 26-10-1917) was steward op het vrachtschip van de Stoomboot Maatschappij Hillegersberg, de ss Zijpenberg (1935 als Charterhurst, toen ook herdoopt, 5054 ton) De Zijpenberg kwam tijdens een vaart in konvooi van New York naar Engeland tijdens dichte mist in aanvaring met het Canadese korvet de HMCS Windflower. Daarbij zonk het korvet. Florencio Scharbaai overleed in Philadelphia (USA) op 4 augustus 1942, en werd daar begraven op het Holy Cross Cemetery, Yeadon.
        Florencio’s naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other victims’).

        Extra bron: www.kustvaartforum.com

      71. L.B. Scherptong
        Luis Bertrando Scherptong (Bonaire, 6-9-1919) was matroos op de Britse olietanker San Nicolas. Hij verloor zijn leven na torpedering op 16 februari 1942 en heeft een zeemansgraf. Luis was de jongste van de vier Antilliaanse slachtoffers. Voor meer bijzonderheden zie J.C. van Putten.
        Luis’ naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      72. R.A. Schotborgh (Merced)
        Rafael Arcangel Schotborgh (Curacao, 24-10-1894) was koksmaat op het KNSM-vrachtschip ss Amazone. Hij stierf op 14 juli 1940 in de Caribische Zee aan een hartaanval en heeft een zeemansgraf. Voor bijzonderheden over de latere lotgevallen van het schip zie H.P. Bernabela.
        Rafael Schotborgh staat onder zijn geboortenaam Merced op het KNSM-monument (e-mail Jos Rozenburg, 19-8-13). Hij ontbreekt op de oorlogsmonumenten van de Antillen, onder beide namen, maar staat als R.A. Schotborgh in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other victims’).
      73. M. Serberie
        Marco Serberie (Bonaire, 14-7-1940) was matroos op de Britse olietanker Tia Juana. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven, en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie J. W. Dunlock.
        Marco’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.
        N.B.: www.ogs.nl heeft als overlijdensdatum 14-7-1940 (juli 2013)

      74. C.A. Simmons

        Tanker ss Ferncastle (A/S Glitre, Oslo) (Bron: www.warsailors.com)

        Carl Aloysius Simmons (Saba, 1-2-1910) was steward op de Noorse tanker Ferncastle (1936, 9900 ton, A/S Glitre, Oslo). Hij kwam op 12 juli 1943, op circa 3000 km noordwestelijk van Perth (Australië), na beschieting door een torpedoboot tijdens een overlevingstocht om het leven. Carl Simmons heeft een zeemansgraf. Dat geldt voor nog 23 opvarenden.

        Steward
        Carl was op 14 mei 1941 op Aruba aangemonsterd. Hij was vermoedelijk steward, bediende. In een Noors boek over de laatste tocht van de Ferncastle (1953) is zijn rang, met een wat neerbuigende term, ‘saloon boy’, ‘salonbediende’. Deze werkte voor de kapitein, de officieren en soms de passagiers. Er waren aan boord ook een oudere Noorse ‘steward’ (vermoedelijk de hofmeester) en een Chinese ‘mess boy’, voor de bemanning. De Ferncastle voer toen tussen Glasgow (Clyde) en Latijns Amerika. In 1942 en 1943 vervoerde de tanker vooral vracht in de Indische Oceaan, tussen de Perzische Golf, Zuid-Afrika en Australië.

        Aanval
        Op 11 juni 1943 vertrok de Ferncastle met 37 opvarenden, geen passagiers, van Esperance Bay (West-Australië) naar Abadan (Iran). Zes dagen later werd het schip gespot door de Duitse hulpkruiser Michel. Een hulpkruiser, Engels ‘armed merchant cruiser’, is een koopvaardijschip dat wordt uitgerust als een oorlogsbodem en makkelijk vijandelijke koopvaarders kan aanvallen. Na zonsondergang lanceerde Michel een motortorpedoboot (‘Esau’) die om 19.25 uur twee torpedo’s afschoot en troffen aan bakboordzijde. Het schip begon naar die kant over te hellen maar bleef drijven. Kapitein Toralf Andersen dacht dat het om een onderzeeër ging, liet het boordkanon klaarmaken en voer weg. Kort daarna doemde een groot schip op, de hulpkruiser Michel. De kapitein gaf toen orders om de motoren te stoppen en, voor de hele bemanning, om in de reddingsboten te gaan. Daarop startte de Michel een zware beschieting, waarbij de pompkamer werd geraakt en vuur uitbrak. Verschillende bemanningsleden werden gedood en minstens 13 anderen, die in een reddingsboot zaten, werden krijgsgevangen gemaakt. Twee andere reddingsboten, een met zeil, een met motor, waarin uiteindelijk 19 opvarenden verzameld waren, wisten buiten bereik van beide schepen te komen. Op 17 juni om 23.00 uur zonk de Ferncastle en verdween de hulpkruiser. Het had zijn 17e slachtoffer gemaakt.

        Overlevingstocht
        De kapitein die in de motorboot zat meende dat gezien de wind en de stroming de Chagos eilanden (Diego Garcia), op 2500 km afstand, het makkelijkst te bereiken zouden zijn. Later dacht men, toen de wind ging liggen, dat Reunion, Mauritius of Madagascar het doel moest zijn. Intussen waren alle drenkelingen, onder wie enkele gewonden, overgestapt op de zeilboot, omdat die sneller was en ook roeiriemen had. De sloep schepte water, er was onvoldoende eten en drinken, de zieken kregen infecties, en de eerste dode viel op 9 juli. Het was de mecanicien, die een granaatsplinter in zijn long had. Hij kreeg een zeemansgraf. De dag erna stierf een matroos met wonden aan zijn handen, en daarna weer een matroos die vermoedelijk zeewater had gedronken. Op die dag, 12 juli kapseisde de boot in een hevige storm, een man sloeg overboord maar kon weer aan boord worden getrokken. Het kompas ging verloren. Op 13 juli stierf Carl Simmons. Hij had het voedsel dat men hem aanbood niet willen eten, aldus het Noorse verslag. Nog twee anderen stierven voor men eindelijk, op 17 juli land bereikte: Madagascar. De opvang was heel goed, en de dertien overlevenden konden herstellen. Ze kwamen in oktober met een troepentransport in Durban (Zuid-Afrika) aan. Op de Engelse kanonnier na waren allen Noor.

        Hulpkruiser Michel
        Op 17 oktober 1943 werd de gemilitariseerde koopvaarder Michel door de US-Amerikaanse onderzeeër Tarpon (SS-175) in de grond geboord. 15 officieren en 248 manschappen verdronken, 110 anderen wisten aan land te komen.

        Slachtoffers
        19 krijgsgevangenen van de twee Noorse tankers die door de Michel waren aangevallen, de Ferncastle (11 juni) en de Høegh Silverdawn (15 juni), verdronken bij de torpedoaanval van de Tarpon. Minimaal 13 slachtoffers waren zeelieden van de Ferncastle. Bij de Duitse aanval op 11 juni was al een aantal bemanningsleden gestorven, en in de reddingssloep bezweken 6 man, onder wie als enige niet-Noor Carl Simmons. In totaal 18 slachtoffers waren Noor, de anderen waren Australiër (2), Chinees (2), Engelsman (1) en Antilliaan (1).
        Carl's naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other victims’).
        Extra bron: www. warsailors.com/singleships/ferncastle.html

      75. H.G. Thielman (Bernabela)
        Herman (roepnaam: José) Geronimo Thielman (Bonaire, 14-4-1903) was stoker op de Britse olietanker San Nicolas. Hij verloor zijn leven na torpedering op 16 februari 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie J.C. van Putten hierboven.
        Onderzoek door Jos Rozenburg van Antillesatwar.com bracht aan het licht dat Herman Geronimo Thielman dezelfde persoon als Herman (José) Geronimo Bernabela (zie boven). Bernabela is de naam van zijn moeder, die later met de heer Thielman trouwde. Hij komt nu twee maal op plaquette voor, onder de namen Bernabela en Thielman. Mogelijk is hij een verwant van H.P. en L.E. Bernabela (zie boven). De wisseling van de voornamen Herman en José is die tussen doopnaam en roepnaam. Hier wordt de doopnaam aangehouden.
        Herman's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. Zijn initialen zijn hier J.G.

      76. A.F. Thodé
        Antonio Francisco Thodé (Bonaire, 13-6-1909) was matroos op het KNSM-vrachtschip ss Poseidon. Hij is mogelijk een verwant van Stephanus Thodé (zie onder). Antonio overleed na torpedering op 28 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie N.A. Clarinda.
        Antonio’s naam komt zowel voor op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      77. S. Thodé

        ss Clio (Bron: www.kroonvaarders.nl)
        Stephanus Thodé (Bonaire, 2-9-1899) was matroos op het kleine KNSM-vrachtschip ss Clio. (1936, 374 ton). De Clio werd in maart 1936 opgeleverd aan de West Indische Stoomvaart Maatschappij N.V., Curaçao (WISM), maar bleef in beheer bij de KNSM. Eind 1953 werd het schip verkocht naar Trinidad. Er zijn geen oorlogsincidenten bekend van het ss Clio. Stephanus overleed op 13 juli 1944 in Colon (Panama). Hij is mogelijk een verwant van Antonio Thodé (zie boven).
        Stephanus’ naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. Hij ontbreekt op het KNSM-monument.
        Extra bron: www.kroonvaarders.nl

      78. P.B. Tjietjie
        Pieter Baldemar Tjietjie (Bonaire, 18-8-1917) was stoker op de Nederlandse olietanker Rosalia (1938, 3200 ton, Shell). Hij overleed na torpedering op 27 juli 1943 en heeft een zeemansgraf, samen met 22 andere bemanningsleden. Voor meer bijzonderheden zie Fa King.
        Pieter's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen. De naam wordt daar als Tjie Tjie geschreven.

      79. B. Tromp
        Bartolo Tromp (Aruba, 4-12-1898) was kok op de Nicaraguaanse schoener Gaviota, een zeilschip. Hij is na beschieting overleden rond 2 juni 1942, en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie P. Dijkhoff.
        Bartolo’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      80. A.F. Verhoeks

        A.F. Verhoeks (Bron: www.antillesatwar.com)
        Arturo Fernando Verhoeks was gezagvoerder van de Nicaraguaanse schoener Gaviota, een zeilschip. Hij is na beschieting overleden rond 2 juni 1942, en heeft een zeemansgraf. Dit geldt ook voor de twee andere Arubanen, de matroos en de kok, en twee Dominicanen aan boord. Voor meer bijzonderheden zie P. Dijkhoff.
        Arturo’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      81. C.A. Wilson
        Clifford Achilles Wilson (Saba, 5-8-1910) was stoker van de Britse olietanker ss Oranjestad. Mogelijk is hij een oudere verwant van de Sabanen Theophilus en John Wilson (zie onder). Clifford kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven. Hij heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie L.N. Emerenciana.
        Clifford's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      82. J. Wilson
        John Wilson (Saba, 14-7-1913) was stoker op de Britse olietanker Tia Juana. Mogelijk is hij een jongere verwant van de Sabanen Clifford (zie boven) en Theophilus Wilson (onder). John kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven, en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie J. W. Dunlock.
        John's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      83. Th. Wilson

        ss Hermes (Bron: www.netwerkoorlogsbronnen.nl)
        Theophilus Wilson (Saba, 3-11-1910) was matroos op de tanker Hermes, Petroleum Maatschappij La Corona (1914, 3800 ton). Theophilus overleed in Haifa (Israel), op 31 december 1941, en werd daar begraven op het Sharon Civil Cemetery. Het schip deed in 1942 dienst als US kustwacht. Theophilus is mogelijk een verwant van John en Clifford Wilson (zie boven).
        Theophilus’ naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com (‘Other victims’).
        Extra bronnen:
        - www.cnooks.nl/shell.htm
        - www.netwerkoorlogsbronnen.nl

      84. W.A. Winfield
        Walter Allen Winfield (Saba 10-8-1942) was stoker op de Britse olietanker Tia Juana. Hij kwam na torpedering op 16 februari 1942 om het leven, en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie J. W. Dunlock.
        Walter's naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      85. A.I. Winklaar
        Antonio Ignacio Winklaar (Bonaire,1-2-1915) was matroos op het KNSM-vrachtschip ss Amazone. Hij stierf na torpedering op 6 mei 1942 en heeft een zeemansgraf. Voor meer bijzonderheden zie H.P. Bernabela.
        Antonio’s naam komt zowel op het KNSM-monument als op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen voor.

      86. E.O. Winklaar

        ms Hector (Bron: www.uboat.net)

        Elias Obispo Winklaar (Curaçao, 15-1-1912) was kok op het KNSM motorschip Hector (1939, 1800 ton). Hij overleed na torpedering op 24 mei 1942. Hij heeft een zeemansgraf, evenals een ander bemanningslid.
        Op 24 mei 1942 werd het ms Hector onder Cuba aangevallen door de Duitse onderzeeër U-103. Van de 31 opvarenden stierven de kok en de marconist.
        Elias’ naam ontbreekt op de oorlogsmonumenten van de Antillen en de KNSM, maar staat in de lijst met oorlogsslachtoffers van Antillesatwar.com.

      87. A.D. Woods
        Antonio Duran Woods (Saba, 13-12-1916) was een van de kwartiermeesters van de Britse olietanker Punta Gorda. Hij overleed na een aanvaring op 18 september 1944 en heeft een zeemansgraf. Mogelijk is hij familie van H.S. Woods (zie hieronder). Voor meer bijzonderheden zie C.B. Cicilia.
        Antonio’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      88. H.S. Woods
        Henry Swinton Woods (Saba, 17-1-1912) was een van de kwartiermeesters van de Britse olietanker Punta Gorda. Hij overleed na een aanvaring op 18 september 1944 en heeft een zeemansgraf. Mogelijk is hij familie van A.D. Woods (zie hierboven). Voor meer bijzonderheden zie C.B. Cicilia.
        Henry’s naam komt voor op het oorlogsmonument in de hoofdplaats van elk der zes eilanden van de Antillen.

      89. Yong Ah Chong
        Yong Ah Chong (China ca. 1890) was matroos op de Nederlandse CSM-tanker Rosalia (1938, 3200 ton). Hij overleed na torpedering op 27 juli 1943. Zijn lichaam werd een dag later aan land gebracht en begraven op het kerkhof van Kolebra Bèrdè in Willemstad. Voor meer bijzonderheden zie Fa King.
        Yong Ah Chong's naam wordt genoemd op de website van Antillesatwar.com (‘Other Victims’).

      90. Niet-militairen

Oscar Beaujon (Curaçao 1923) studeerde tijdens de oorlog in Utrecht en weigerde de loyaliteitsverklaring te tekenen. De universiteiten hadden in december 1942 niet zonder meer ingestemd met het vrijgeven van de gegevens aan de bezetter om de studenten voor 'arbeidsinzet' naar Duitsland te kunnen sturen. Daarom legden de nazi's alle studenten een zogenaamde loyaliteitsverklaring voor. Wie niet tekende voor 'loyaliteit' aan de bezetter moest zich melden voor de 'Arbeitseinsatz'. 85% van de studenten tekende niet. Beaujon dook onder en overleefde.

Isaac ('Sjakie') de Castro Yohai (Curaçao) studeerde rechten in Nederland. Hij was telg van een bekend joods geslacht en vluchtte met Ernest Cohen Henriquez* in 1942 via Frankrijk naar Spanje. Na de oorlog keerde hij terug naar de Antillen. Hij werd er procureur-generaal. (www.sefarad.org/publication/lm/042/2.html)

Ernest ('Onchi') Cohen Henriquez (Curaçao 1917-2004). Ernest maakte in de jaren 1940-1942 in Nederland zijn rechtenstudie af. Net als Isaac de Castro stamde hij uit een bekende joodse familie. Samen met hem vluchtte hij naar Frankrijk. Daar werd hij twee keer gearresteerd. Zijn vader stelde samen met de vader van Ernest' collega George Maduro* aan koningin Wilhelmina voor, beide gevangen genomen zonen uit te wisselen tegen op Bonaire geïnterneerde Duitsers. De Londense regering vond dit te riskant. Ernest kwam vrij door bemiddeling van een Spaanse vriend van de familie - Maduro niet. Vanuit Cadiz kon hij Curaçao bereiken. Hij was er lange tijd notaris. In 1969 vestigde mr. Cohen Henriquez zich in Nederland. In 1974 werd hij hoogleraar in het notarieel recht aan de Rijksuniversiteit Groningen (www.madurolibrary.org/html/library/books/). Prof. mr. Cohen Henriquez was een van de belangrijkste adviseurs van OcaN (Overlegorgaan Caribische Nederlanders) (www.ocan.nl/management/).

                     
Cola Debrot, Utrecht 1936 (foto: www.dbnl.org)    Cola Debrot op latere leeftijd (foto: www.debezigebij.nl)
Nicolaas ('Cola') Debrot (Kralendijk op Bonaire, 4 mei 1902 - Amsterdam, 3 december 1981). Schrijver, arts, diplomaat en gouverneur. Nicolaas verhuisde als kind met zijn ouders naar Curaçao en Caracas. Zijn vader had een plantage op Bonaire, zijn moeder was afkomstig uit Venezuela. Het gymnasium deed Cola in Nijmegen, in 1921 ging hij rechten studeren in Utrecht. Daar was Cola bevriend met de dichters Martinus Nijhoff en Jan Engelman en de schilder Pyke Koch. Tussen 1928 en 1931 woonde en werkte Debrot in Parijs, - hij was er ghostwriter. Daar leerde hij zijn vrouw kennen, de Amerikaanse zangeres Estelle Reed. Terug in Nederland studeerde Cola medicijnen. In 1935 debuteerde hij als schrijver met de novelle 'Mijn zuster de negerin'. Dit werd later als het begin van de Nederlands-Antilliaanse literatuur beschouwd. Debrot werd arts en had onder de oorlog in Amsterdam een dokterspraktijk. Van huis uit stencilde en verspreidde hij illegale pamfletten. Ook pleegde hij andere verzetsdaden. Begin 1945 kreeg hij regelmatig bezoek van de schrijver W.F. Hermans. Hij nam hem mee naar patiënten onder de naam 'dokter Klondike', wat Hermans in een latere novelle verwerkte. Na de oorlog vestigde Cola Debrot zich als arts op Curaçao. Hij werd ook actief in de politiek, en kwam in 1952 als gevolmachtigd minister van de Nederlandse Antillen naar Den Haag. Tussen 1962 en 1970 was hij gouverneur van de Antillen. Na deze periode vestigde hij zich in Nederland. De laatste jaren van zijn leven bracht hij, gedeeltelijk lijdend onder zware depressies, door in het Rosa Spierhuis in Laren.

Extra bron: www.wikipedia.org

Antonie Joseph Philip de Haseth Möller (Curaçao 1916-1979). Antonie ging als veel jongens van de Antilliaanse bovenlaag voor zijn studie naar Nederland. Hij studeerde rechten in Leiden en werkte tot 1941 ook in het bedrijfsleven. Hij deed in de oorlog mee aan het studentenverzet. Hij probeerde naar Engeland te komen en werd bij een van die pogingen, in augustus 1943, in Zuid-Frankrijk opgepakt en naar het Duitse concentratiekamp Buchenwald gestuurd. De Haseth Möller overleefde het kamp. Hij werkte na de oorlog als secretaris van de krijgsraad in Engeland. In 1948 werd hij griffier van het gerecht in Curaçao, twee jaar later substituut-officier van Justitie. Tussen oktober 1955 en oktober 1957 was de Haseth Möller rechter-plaatsvervanger in Rotterdam. Deels gelijktijdig was hij lid van het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen (1957-1961). In juni 1962 werd hij rechter-plaatsvervanger bij de Amsterdamse rechtbank en een klein jaar later rechter van de rechtbank in Haarlem.
Extra bron: http://66.197.141.254/burhoven/recht-h.htm

Luís de Lannoy werd al genoemd, vriend en mentor van Boy Ecury. Luís was zoon van een apotheker op Curaçao en volgde aan het begin van de Tweede Wereldoorlog zijn opleiding in Tilburg. Hij sloot zich aan bij het studentenverzet en werkte een tijd op een distributiekantoor, om zodoende levensmiddelenbonnen te kunnen bemachtigen voor onderduikers. Daarnaast verspreidde hij illegale bladen en maakte plannen om Duitse vrachtauto’s met fabrieksladingen onschadelijk te maken. Ecury voerde de plannen met brandbommen uit. Door verraad werd Lannoy op 12 februari 1944 gearresteerd en naar de Utrechtse strafgevangenis overgebracht. Tijdens een verhoor sloegen de Duitse ondervragers hem door een ruit, waardoor glassplinters in zijn hoofd terecht kwamen. Een bevrijdingspoging door Boy Ecury mislukte. Op 5 september 1944, ‘Dolle Dinsdag’, lukte het hem zelf te ontsnappen door zichzelf als advocaat voor te doen. Een vermoedelijke verwant, Luis A.J. de Lannoy (1952), was tot juni 2007 president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Delfincio Navarro studeerde tijdens de oorlog rechten in Nederland en kwam via bevriende Antilliaanse studiegenoten in het verzet terecht (zie Boy Ecury en Tirso Sprockel). Hun onderlinge communicatie verliep vaak in het Papiaments. Na de oorlog ging Navarro terug naar de Antillen en werkte er als jurist (zie ook www.wikipedia.org).

Tirso Sprockel (Curaçao, 28 januari 1916 - Pedro Tirso Maria) was een andere Antilliaanse student in Nederland. Hij maakte zijn huis tot een onderduikadres voor joden en geallieerde piloten. Het vormde een schakel in de vluchtroute via Spanje naar Engeland. George Maduro* was op dit gebied ook actief, en zou in juni 1943 zelf proberen (tevergeefs) zo naar Engeland te vluchten. Sprockel werd een aantal malen door de Sicherheitsdienst gearresteerd, maar vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs.

Toekomst Antillen
Tirso Sprockel en een aantal medestudenten, onder wie Delfincio Navarro* en Boy Ecury*, discussieerden ook over de toekomst van de Antillen. Daarbij waren zij kritisch ten aanzien van de positie van invloedrijke joodse zakenlieden en bankiers als Maduro, Curiel, Henriquez en Cohen. Ze wilden meer kansen voor ‘de echte Curaçaoënaar’ – waartoe ze uiteraard wel zichzelf rekenden. De moedige studenten waren niet vrij van antisemitisme maar hielpen joden wel onder te duiken en te vluchten.

Plantage Bloemhof, met als 5e Tirso Sprockel (Bron: www.bloemhof.an)

vervolg
Na de oorlog trouwde hij met Wilhelmina (Minette) G.M. Dudar (Tilburg, 11 augustus 1913 - Curaçao, 20 juli 1997). Sprockel, linguïst, zette zich onder meer in voor de bestudering van het Papiaments (www.papiamentu.nl). Met zijn nicht Aminta da Costa Gomez was hij actief voor gehandicapte jongeren op Curaçao. In 1986 werd hier een vormingscentrum voor verstandelijk gehandicapte jongeren naar hem genoemd. Tirso Sprockel ontving verschillende hoge onderscheidingen. Hij overleed op 23 september 2007, op 91-jarige leeftijd.
Zie ook www.wikipedia.org

Carlos Alberto Winkel (Curaçao 1914). Winkel studeerde medicijnen in Leiden, waar hij afstudeerde met een proefschrift over kinderreumatiek. Net als Oscar Beaujon* weigerde hij de loyaliteitsverklaring te tekenen. Carlos ging in het verzet. Na de oorlog was hij kinderarts op zijn geboorte-eiland. In 1975 werd hij bijzonder hoogleraar pediatrie aan de universiteit van Groningen.

Bronnen / Verder lezen
Zie ook Verhalen:
Abigaël Santcroos en Thelma Polak in 'Het Apeldoornse Bos'
Ad van den Oord, Allochtonen van nu en de oorlog van toen
Isaac S. and Suzanne A. Emmanuel, History of the Jews of the Netherlands Antilles. Cincinnati 1970, p. 501.
weblog.donamaro.nl
www.veteranen-online.nl
www.fleetairarmarchive.net
www.geocities.com/Athens
www.geocities.com/Pentagon
www.nik.nl

© 2023 Bevrijding Intercultureel