Individuele namen van holocaust- en oorlogsslachtoffers

(december 2020)

Geboorteplaats is Paramaribo, tenzij anders vermeld.

+ niet bij Samson (De Bye)
S alleen/via Samson (De Bye)
OGS alleen/via Oorlogsgraven JM alleen/via Joods Monument
JS via John Stienen
[] niet in Suriname geboren
<> niet in Europa gestorven
# niet uit de oorlogsperiode

Joodse namen op het Surinaamse oorlogsmonument, Onafhankelijkheidsplein Paramaribo, 2007

  1. JM Mathilde Judith Alberga-de Vries Robles, 6 januari 1884. John Stienen bracht ons van deze persoon op de hoogte (e-mails nov. 2020). Hij deed onderzoek naar joodse patiënten die gedurende de Tweede Wereldoorlog in het Oude en Nieuwe Gasthuis in Zutphen verbleven. Mathildes ouders waren Abraham de Vries Robles, koopman (1862) en Hanna Catharina Cüster (idem). Volgens de site geni.com had het gezin acht kinderen, van wie Mathilde het vijfde was. Zij trouwde met Arthur Alberga. Vanaf 23 november 1933 verbleef Mathilde Alberga in het joods psychiatrisch ziekenhuis Het Apeldoornsche Bosch. Op de avond van de ontruiming van het ziekenhuis werd zij met de auto overgebracht naar het Oude en Nieuwe Gasthuis in Zutphen, omdat ze in de boeken stond als 'afkomstig uit Apeldoorn en waarschijnlijk N.H. Gedoopt in Ned. Indië' (patiëntenadministratie ONG, Regionaal Archief Zutphen).
    Uit het boek van Hannah van den Ende, Vergeet niet dat je arts bent (2015) blijkt dat Bernard De Vries Robles, een neef van Mathilde, als zijnde 'eerder Portugees dan Joods' bij de Duitse jurist Calmeijer een vorm van vrijstelling had verkregen. Dezelfde stamboom gold voor Mathilde. Daarnaast kon worden gesuggereerd dat ze tijdens een verblijf in Indonesië (Djokjakarta), waar in ieder geval Bernards ouderlijk gezin een aantal jaren woonde, christelijk gedoopt was. Zij werd 'op 6 april 1943 niet gedeporteerd toen de instelling werd leeggehaald. Ze stierf uiteindelijk op 1 januari 1944 aan hartzwakte in combinatie met griep' (NL-ZuRAZ, Burgerlijke Stand Zutphen, 0316, inv.nr. 2052, Nr. 3). Zie voor Het Apeldoornsche Bosch ook Simcha Monsantofils, Thelma Polak, Helena Esther Samson en Elisabeth Zinger-Root.
  2. Rosetje Bramson-Samuels, 29 juni 1868. Zie voor mogelijke verwanten Netje Levie-Samuels (1862), Selly Alexander Gomperts-Samuels (1869) en de familie Samuels. Haar laatst bekende adres was Arnhemschebovenweg 18, Driebergen. Rosetje Bramson is vermoord in Sobibor, op 13 maart 1943. Zij was 74 jaar. Zij staat als een van de 10 omgekomen joodse burgers vermeld op de plaquette die op 4 mei 2006 op het oorlogsmonument te Paramaribo werd bevestigd (zie Suriname in WOII).

    Gezin Bibaz-Mopurgo
  3. Julia Bueno Bibaz-Morpurgo, 19 april 1862, weduwe van Samuel Bueno Bibaz, 'praktizijn' (tot 1948 de Surinaamse term voor advocaat) en tolk-vertaler Frans en Engels in Paramaribo. Samuel was geboren op 10 juli 1841 en oefende naast zijn beroep verschillende functies uit: lid van de Koloniale Staten (1906-1914) en lid van de Portugees-joodse kerkenraad. Zijn kantoor lag in de Heerenstraat, tegenover het gebouw van de Vrije Evangelisatie, dat zich richtte op de bekering van joden tot het christendom. Zijn vrouw Julia was wellicht verwant met Willy en Ivy Morpurgo (zie onder). Haar laatst bekende adres was Overtoom 491hs, Amsterdam. Daar woonde zij met twee dochters. Maandblad Teroenga schreef hierover in 1947 dat de drie vrouwen van de Duitse overheid een stempel zouden krijgen op het bewijs dat zij 'als Portugeesche Joden gevrijwaard zijn van molest. Ze gingen met drieën naar het aangewezen bureau. Niemand heeft meer iets van haar vernomen'. De moeder werd op 11 februari 1944 vermoord in Auschwitz, vier maanden voor haar kinderen. Julia Bueno Bibaz was 81 jaar.
  4. Julia ('Julie') Mathilde Bueno Bibaz, 12 december 1888, dochter van Julia Bueno Bibaz, bij wie zij met haar zuster woonde, op de Overtoom in Amsterdam. Zij behaalde haar apothekersdiploma in Suriname. Julie werd vermoord in Auschwitz, op 1 juli 1944. Zij was 55 jaar. Haar naam, Julia M. Bueno Bibaz, staat sinds 4 mei 2006 op het oorlogsmonument te Paramaribo.
  5. Rebecca Sellina ('Betsy') Bueno Bibaz, 30 september 1890, dochter van Julia Bueno Bibaz, bij wie zij met haar zuster Julie woonde. Zij werd op dezelfde dag en plaats als haar zuster vermoord, in Auschwitz, op 1 juli 1944. Betsy was 53 jaar.


    Hendrikschool Gravenstraat (Henck Arronstraat) 2007
  6. Estelle Cornelie Bueno de Mesquita-Bueno de Mesquita,
    5 oktober 1880, gepensioneerd lerares van de voorname Hendrikschool. Estelle is de zuster van Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita (zie onder). Haar laatst bekende adres was Deurloostraat 104hs, Amsterdam. Hier woonde zij met haar echtgenoot en haar oudere verwante Rebecca Bueno de Mesquita. In 1941 woonde op dit adres ook het gezin van Judith Nassy-Polak en in 1943 Blanche Taytelbaum-Levie (zie onder). De echtgenoot van Estelle overleefde. Zij zelf overleed in Auschwitz op 26 oktober 1944. Estelle Cornelie was 64 jaar.
  7. Rebecca Bueno de Mesquita, 19 oktober 1876. Rebecca stierf in Amsterdam, anderhalf jaar na het begin van de oorlog, op 8 december 1941. Zij woonde toen bij haar verwante, Estelle Cornelie en haar man in de Deurloostraat te Amsterdam (zie boven).

    Gezin Bueno de Mesquita-da Costa
  8. Henry David Bueno de Mesquita, 7 december 1905, zoon van J.A. Bueno de Mesquita, gepensioneerd gouvernementsambtenaar ('Hoofdcommies Immigratie) en J.E. Monk, vertegenwoordiger. Hij was getrouwd met Eline da Costa. Er waren zeker twee kinderen. Het laatst bekende adres van het gezin was Acaciastraat 293, Den Haag. Henry David overleed op 23 februari 1945 in Dachau, op 39-jarige leeftijd. Zijn vrouw en kinderen waren al eerder om het leven gebracht.
  9. Eline Bueno de Mesquita-da Costa, 7 mei 1914, echtgenote van Henry David, dochter van J.A. da Costa en J. Robles. Eline werd op 8 oktober 1944 in Auschwitz vergast, evenals haar kinderen John en Henri. Zij was 30 jaar. De naam van Eline staat bij de 10 namen van joodse slachtoffers op de plaquette die op 4 mei 2006 in Paramaribo werd onthuld.
        - [] S John Jacques Bueno de Mesquita, zoon. Den Haag, 7 november 1936. Evenals zijn moeder en broer overleden op 8 oktober 1944 in Auschwitz, 7 jaar oud.
        - [] S Henri Bueno de Mesquita, zoon. Den Haag 7 januari 1943. Evenals zijn moeder en broer op 8 oktober 1944 in Auschwitz vergast, 1 jaar oud.
  10. Della Julietta Cahen-Tay(ij)telbaum, 28 mei 1872. Zij was een zuster van Samuel Isay Taytelbaum (Paramaribo, 28 juli 1868) en tante van Jacobi Machiel Taytelbaum (zie onder). Haar broer Samuel ging in zijn jeugd naar Europa. Hij woonde in Amsterdam en Berlijn. Terug in Suriname werd hij koopman en industrieel. Hij stierf in 1939 in Paramaribo - zie verder bij zijn zoon Jacobi. Della Julietta ging naar Nederland, waar zij trouwde met Samuel Louis Cahen (1864). In 1899 werd Louis Maurits geboren. Hij trouwde in 1924 met Paulina Josina Tak (1902-1945). Twee jaar later stierf Della's echtgenoot, Samuel Cahen. Della Julietta overleed in de omgeving van Auschwitz op 22 oktober 1943, op de leeftijd van 71 jaar. Louis Maurits hertrouwde na de oorlog en leefde tot 1964.
    Extra informatie: de heer Henk Muntjewerff, juni 2012
  11. Barend Isaac Citroen, 8 december 1875. Kruidenier. Vermoedelijk uit hetzelfde gezin als Jacob Isaak Citroen en Bilha Isaak Souget-Citroen (zie onder). Het laatste adres van hem en zijn gezin was Holendrechtstraat 45hs, Amsterdam. Barend stierf in Theresienstadt, minder dan twee maanden voor de bevrijding, op 12 maart 1945. Hij was 69 jaar. Zijn echtgenote heeft de oorlog overleefd, evenals een kind.
  12. Jacob Isaak Citroen, 2 juli 1877. Garagehouder. Vermoedelijk uit hetzelfde gezin als Barend Isaac Citroen en Bilha Isaak Souget-Citroen. Jacob was getrouwd met Florence Citroen-Amstell (Londen, 3 juli 1873). Hun laatst bekende adres was Volkerakstraat 37hs, Amsterdam. Beiden werden in Auschwitz vermoord, twee maanden na het begin van de deportaties, op 14 september 1942. Hij was 65, zij was 69 jaar.
  13. Rachel Eleonore Antoinette (Rosette) Colaço Belmonte, 25 mei 1871, dochter van Jacob Colaço Belmonte en Hanne van West. Verpleegster. Haar laatste adres was Ant. Heinsiusstraat 40, Den Haag. Rosette Colaço Belmonte kwam op 5 november 1942 in Auschwitz om het leven. Zij was 71 jaar. N.B. OGS en JM schrijven haar naam met cedille (ç), S en Dutch Jewry zonder.
  14. Adele Dvora Dunner [Dünner?/Dinner]-Beniamin (Benjamin?), 1878, vermoedelijk een zus van Debora Esriël Dünner (zie hieronder). Adele was sinds 1941 verpleegster in het Apeldoornse Bosch en werd met haar patiënten in januari 1943 op transport gezet naar Auschwitz. Adele was een tante van Ada Terpstra, die in een artikel van Omroep Gelderland van 2 mei 2022 vertelt dat haar ondergedoken moeder nog heeft getracht haar zus te waarschuwen omdat er geruchten waren dat een ontruiming ophanden was. Adele weigerde echter haar patiënten alleen te laten en stierf op 26 januari 1943 in Auschwitz. Ze was toen 65 jaar.

    Overlijdensadvertentie van Sara Dünner (foto: Joods Monument)

  15. Debora Esriël Dünner [Dinner]-Benjamin, 9 juli 1882. Debora was getrouwd met Jehuda Leopold Dünner [Dinner], Amsterdam, 1875. Jehuda Dünner was reiziger. De verschillende sites hanteren de naam Dinner, de advertentie in het Joodsch Weekblad schrijft Dünner - zie de site van Joods Monument bij Hermanus Pinkhof. Er waren drie kinderen, onder wie Sara, Amsterdam, 24 april 1907. Hun laatst bekende adres was Eemsstraat 63-I, Amsterdam. Sara was gehuwd met Jacques de Jong. Sara stierf voor de aanvang van de deportaties, op 19 mei 1942, op een niet bekende plaats. Haar ouders overleden in Auschwitz, op 28 januari 1944. Jehuda was 69, Debora was 61 jaar. Drie kinderen overleefden.

    Betsy T. Fernandes, 9 maart 1893 - zie Betsy Sanders-Fernandes
  16. JM Alexander Fernandes, 21 oktober 1864. De heer Fernandes woonde in 1941 met zijn echtgenote op het Olympiaplein 44 hs. Hij stierf op 11 augustus 1942. Zijn vrouw overleefde de oorlog.

    Gezin Fernandes-Swijt
  17. Juda Daniel Fernandes, 8 mei 1865 (S heeft 5 mei), winkelier met eigen handelshuis. Hij was getrouwd met Rebecca Swijt. Er waren zeker twee dochters, Tellina Betsy (1889) en Cornelia Tellina (1896). Hun laatst bekende adres was Van Eeghenstraat 57hs, Amsterdam. Dit was een pension waar in 1941 alleen joodse huurders woonden. Onder hen was ook Selly Samuels (zie onder). Juda Daniel werd vermoord in Auschwitz, op 12 februari 1943. Hij was 77 jaar.
  18. Rebecca Fernandes-Swijt, 25 november 1870, echtgenote van Juda Daniel Fernandes. Jansje Parra-Swijt (1884) en Celine Telline Swijt (1905) zijn mogelijk verwanten. Rebecca werd vermoord in Auschwitz, op 12 februari 1943. Het was dezelfde dag en plaats als van haar man. Rebecca was 72 jaar. Zij wordt als een van de 10 joodse burgers op de plaquette genoemd die de Surinaamse overheid op 4 mei 2006 onthulde.

    <> # Tellina Betsy de la Fuente-Fernandes, 15 juni 1989, dochter van Juda Daniel en Rebecca Fernandes. Zij trouwde met E.S. de la Fuente, 'districtscommissaris' (burgemeester). Het echtpaar leefde in Nederlands-Indië, waar een zoon werd geboren. Eduard Stephen de la Fuente, (Makasser, 9 januari 1924) werd advocaat in Nederland. Hij stierf op 4 maart 1945 in Buchenwald. Tellina Betsy de la Fuente overleed op 23 juni 1946 op het hospitaalschip Tasman, bij Tandjong Priok.
    Cornelia Tellina Fernandes, 14 maart 1896, een tweede dochter van Juda Daniel en Rebecca de la Fuente, staat onder de naam Vas Nunes-Fernandes.
  19. Abraham S. Fernandes

                         
    Klik voor een vergroting                Verzetsherdenkingskruis                A.S. Fernandes
                 (foto: OGS)                (foto: www.onderscheidingen.nl)  (oranjehotel.nationaalarchief.nl)


    Abraham ('Bram') Samuel Fernandes, Paramaribo, 4 november 1906, zoon van Abraham S. Fernandes en Seline Morpurgo. Hij werkte in 1940 bij de Bataafse Petroleum Maatschappij (BPM, nu Shell) als operator van de thermische kraakinstallatie Dubbs in Pernis of Vlaardingen. In Pernis was in 1936 aan de net gegraven Petroleumhaven een nieuwe Shell-raffinaderij gebouwd. De Dubbs-installatie was daar een onderdeel van. Met zijn vrouw en de twee dochters Paula en Jetty woonde Bram Fernandes aan de Sportlaan 68 in Vlaardingen. Daar kwam hij in de eerste maanden van de oorlog in contact met de Geuzen.

    De Geuzen
    De oprichter van de verzetsgroep, Bernard IJzerdraat (Haarlem 1891), werkte als leraar handenarbeid en schoonschrijven aan enkele scholen in de regio Rotterdam. Het bombardement op die stad (14 mei 1940) en de daarop volgende capitulatie van het Nederlandse leger deed hem in actie komen. Hij schreef een oproep tot verzet, vermoedelijk genaamd 'Bericht No. 2', kopieerde dit met de hand en verdeelde het als kettingbrief onder vrienden en bekenden. Hij maakte nog meer Geuzen-berichten, en noemde het handgeschreven blaadje vanaf juli 1940 'De Geus van 1940'. De naam verwijst naar het verzet in de 16e eeuw tegen de Spaanse overheersing dat leidde tot een onafhankelijk Nederland.

    Waterweg
    Een bekende van IJzerdraat, de Vlaardinger Jan Kijne, zocht contact met Arij Kop, secretaris van de wandelvereniging Flardinga. Bij deze groep, met ook leden in Schiedam en Maassluis, kreeg IJzerdraats oproep direct onthaal. Verschillenden van hen werkten op de scheepswerf van Wilton-Feijenoord. Anderen waren schipper, marineman, schilder, instrumentenmaker, hulpagent van politie of werkten, zoals Bram Fernandes, bij bedrijven als Shell. Er ontstond een netwerk langs de Nieuwe Waterweg tussen Maassluis en Rotterdam, later ook in Delft en verder in Zuid- en Noord-Holland. Dat werd de verzetsgroep de Geuzen. In de berichten werden plannen en aanwijzingen doorgegeven. Na verloop van enkele maanden waren honderden personen bij de groep betrokken. Leden legden de Geuzeneed af, die als volgt luidde: "Ik beloof in deze ernstige tijden een goede Nederlandse Geus te zijn, de Geuzenwet en de voorschriften van de commandanten op te volgen. Wanneer ik op de één of andere wijze mijn belofte schend, vervallen al mijn eigendommen aan het Geuzenleger, of wanneer dit niet meer bestaat, aan de Nederlandse Staat." Een ingrijpende belofte, waarvan niet duidelijk is of en hoe de bepalingen werden gehandhaafd.

    Sabotage
    Op een aantal sites, zoals die van het Verzetsmuseum, Go2War, de Waalsdorper Vlakte ('Erepeloton') en het 4-5 mei Comité, is te lezen wat de verzetsgroep deed. Duitse verdedigingswerken werden in kaart gebracht en aan Londen doorgegeven. Men verzamelde wapens, maakte primitieve springstoffen, deed aan sabotage en zocht ontsnappingswegen naar Engeland. Ook stelden de Geuzen lijsten op van NSB'ers, collaborateurs en 'Moffenmeiden'. Je kunt je afvragen hoe objectief die lijsten waren. Volgens Go2War kwam van werkelijke sabotage niet veel terecht. Het bleef bij een beperkt aantal acties: de lichtkabel van de zoeklichtbatterij rondom Rotterdam werd doorgesneden, evenals telefoonleidingen van de stellingen van Hoek van Holland, en soms werden Duitse soldaten in het geheim uit de weg geruimd. Jan Anderson van het Streekmuseum vertelt ook over Vlaardingen dat de Geuzen telefoonkabels doorsneden, waardoor de Duitsers geen verbinding meer hadden tussen de zoeklichten buiten de stad en het afweergeschut in de stad. Wat betreft de rol van Abraham Fernandes is het voorstelbaar dat hij betrokken was bij sabotageacties op de raffinaderij, die voor de Duitse oorlogsvoering van groot belang was.

    Arrestaties
    In november 1940 kwam de Sicherheitspolizei achter het bestaan van de verzetsgroep. In vergelijking met de Duitse inlichtingendiensten was men amateuristisch. Zo kwamen gegevens over geheime wapenvoorraden in Schiedam door loslippigheid van een Geus die tot de Wilton-Feijenoordgroep hoorde, bij een NSB-er in Arnhem terecht. Men kwam nu al gauw achter de namen van Geuzen bij Wilton-Feijenoord en de wandelvereniging Flardinga. Op 28 november werd in Haarlem Bernard IJzerdraat opgepakt. Op zijn adres werden wapens en adressen gevonden. In december, januari en februari gingen de arrestaties door. Op 24 februari was het de beurt aan 28 personen, onder wie Bram Fernandes. Een buurmeisje, Joke Petterson, zag een zwarte auto op 24 februari 1941 de straat inrijden. 'Ome Bram' werd meegenomen en ging, zoals alle leden van de verzetsgroep, naar de Strafgevangenis van Scheveningen, die later het 'Oranjehotel' werd genoemd. Vaak probeerde men door marteling informatie uit hen te krijgen.

    Aanklacht
    Op diezelfde dag stonden drieënveertig Geuzen in het gebouw van de Hoge Raad (Den Haag) voor de Duitse militaire rechtbank, het 'Feldgericht des Kommandierenden Generals und Befehlshabers im Luftgau Holland'. De beklaagden werden blijkbaar, zoals zij zichzelf ook zagen, als een (Geuzen)leger behandeld. Ze werden onder meer beschuldigd van spionage, het ongeoorloofd bezit van wapens en beschadiging van militaire installaties.

    Overlijden
    Of ook Fernandes op grond van deze aanklacht werd opgepakt is niet bekend. Een week na zijn arrestatie, op 4 maart 1941, overleed hij in de Scheveningse gevangenis, vermoedelijk aan de gevolgen van martelingen. Hij was 34 jaar. Een andere Geus, Ko Boezeman uit Maassluis was hem op deze manier op 9 januari voorgegaan. Zonder proces of veroordeling.

    Executies
    Op diezelfde 4 maart 1941 was de uitspraak van het Feldgericht in het officiële Geuzenproces: achttien doodvonnissen, negentien maal gevangenis- of tuchtstraf en zes maal vrijspraak. De schok bij de gevangenen was heftig. De advocaten vroegen gratie en rekenden erop dat die zou worden verleend. Op 11 maart 1941 bevestigde generaal Christiansen echter het vonnis voor vijftien van de ter dood veroordeelden. Twee dagen later werd het vonnis voltrokken. Drie communisten die tijdens de Februaristaking (25 februari) waren opgepakt werden aan het groepje van vijftien toegevoegd, waarmee het totaal op achttien kwam. Van hen was Joop Eyl evenals Bram Fernandes joods. De mannen werden in vrachtauto's naar de Waalsdorpervlakte in de Haagse duinen gebracht en gefusilleerd. Het was de eerste serie van executies die op deze vlakte plaatsvond.

    Verzetsgedicht
    Jan Campert maakte als reactie zijn gedicht 'De achttien doden', met de bekende beginregels "Een cel is maar twee meter lang, en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond, dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal." Begin 1943 werd er door illegale uitgevers (De Bezige Bij) een rijmprent van gemaakt. De opbrengst van de verkoop kwam ten goede aan de redding van joodse kinderen. Ko Boezeman en Bram Fernandes, en misschien nog anderen, kunnen symbolisch tot deze Achttien Doden worden gerekend.

    Vervolg
    Na de dood van Abraham vertrok het gezin Fernandes onmiddellijk uit Vlaardingen, naar Amsterdam of Halfweg. Het gezin overleefde de oorlog en de eventuele gevolgen van de betrokkenheid bij het Geuzenverzet en de jodenvervolging. Abraham Fernandes ontving postuum het Verzetsherdenkingskruis en werd herbegraven op het Nederlands ereveld Loenen bij Apeldoorn (nr. 160). Zijn naam staat (vermoedelijk tweemaal) bij de verzetsstrijders op de plaquette die de Surinaamse regering op 4 mei 2006 onthulde.

    Herdenkingen
    Siebe Idzinga groeide op in het Vlaardingse huis waar de familie Fernandes woonde en hoorde bij toeval een oproep van het vroegere buurmeisje Joke Petterson. Hij wilde weten wat er was gebeurd en verzamelde veel materiaal, dat zijn neerslag vond in een lezing op 24 februari 2009 en een publicatie van het Streekmuseum. De Stichting Geuzenverzet 1940-1945 staat op 13 maart 2009 tijdens de uitreiking van de Geuzenpenning stil bij de rol van Abraham S. Fernandes.

    Grafsteen Vlaardingen
    Jan Anderson, medewerker van het Streekmuseum Vlaardingen en Geuzenkenner, vindt dat er op Begraafplaats Emmaus een grafsteen voor Fernandes moet komen. Op deze begraafplaats liggen zes Vlaardingse Geuzen begraven. Verder staan er negen grafstenen voor de Geuzen die elders in Nederland begraven liggen.

    Bronnen:
    - Vinny Talor, Vlaardingen eert vergeten Surinaamse verzetsheld, 5 januari 2009 http://surinaams.caribiana.nl/innederland/car20090105_fernandes-verzet)
    - Algemeen Dagblad 23 december 2008 (www.ad.nl/rotterdam/waterweg/2866522/Erkenning_voor_Surinaamse_Geus.html)
    - De Weekkrant 12 maart 2008 (www.deweekkrant.nl/files/pdfarchief/NS/20080312/NS_NS-1-36_080312_2.pdf)
    - Liesbeth van der Horst, Wereldoorlog in de West, p. 140
    - www.oranjehotel.org/namen/doodenboeken/namen_Doodenboeken.htm
    - www.voeks.nl/Nieuws/j52e09.htm (Dubbs-installatie)
    - http://nl.wikipedia.org/wiki/Het_lied_der_achttien_doden
    - Verzetsmuseum (http://www.verzetsmuseum.org/tweede-wereldoorlog/nl/achtergrond/achtergrond,geuzen_bezige_bij)
    - Hans Molier, De fusillade van achttien mannen op de Waalsdorpervlakte op 13 maart 1941 (www.go2war2.nl/artikel/1074/Achttien-doden-op-de-Waalsdorpersvlakte.htm).


    Echtpaar Gomperts-Samuels<
  20. David Coenraad Gomperts, 21 mei 1863 (S heeft 22 mei, De Bye 'Schetsen' 20 mei), arts, eigenaar van de plantage Ma Retraite. Hij was districtsgeneesheer in de gebieden Boven Para en Saramacca. In 1902 kreeg hij in verband met de tropenjaren eervol ontslag. Hij legde zich toe op het beheer van zijn plantage. Ook was hij enige tijd lid van het armbestuur van de Nederlands Israëlitische Gemeente (NIG). In 1934 werd Gomperts tot ridder in de orde van Oranje-Nassau benoemd. De site van JM schrijft op basis van de studie van J.H. Coppenhagen het volgende: 'David Coenraad Gomperts (ook wel gespeld als Gompertz) studeerde geneeskunde in Paramaribo. Hij legde het artsexamen af in 1889. Hij vestigde zich in 1914 in Nederland, in Den Haag aan de Groot Hertoginnelaan 248, als rustend geneesheer. Hij was directeur van de Cultuurmaatschappij. David Coenraad Gomperts was getrouwd met Selly Alexander Samuels'. Hun laatst bekende adres was Groot Hertoginnelaan 243. David Coenraad werd op 7 mei 1943 evenals zijn vrouw in Sobibor vergast. Hij was 80 jaar.
  21. Selly Alexander Gomperts-Samuels, 22 januari 1869, echtgenote van David Coenraad Gomperts (zie boven). Voor mogelijke familieleden zie Rosetje Bramson-Samuels (1868), Netje Levie-Samuels (1862) en de familie Samuels. Mevrouw Gomperts-Samuels werd evenals haar man op 7 mei 1943 in Sobibor vergast. Zij was 74 jaar oud. Drie verwanten van het echtpaar overleefden de Sjoa.
  22. Cosman ('Cos') Abraham Gomperts, 13 oktober 1889 (S schrijft 1898), zoon van A.S. Gomperts en Rosette Leefmans. Arts. De site van het Joods Monument schrijft op basis van J.H. Coppenhagen het volgende: 'Cosman Abraham Gomperts (ook wel gespeld als Gompertz) studeerde geneeskunde in Groningen. Hij legde het artsexamen af op 26 november 1925. Hij woonde en praktiseerde in de Gabriël Metsustraat 32, Amsterdam.' De Metsustraat 32hs was ook zijn laatst bekende adres. Dokter Cos Gomperts stierf op 1 oktober 1944 in Auschwitz, op 46-jarige leeftijd. Zijn echtgenote en een kind overleefden.
  23. Daniel Eliazer Gomperts, 5 december 1898, zoon van Eliazer C. Gomperts en R. Abarbanel. Hij trouwde met Charlotte Fanny Hamburger, geboren in Delft, op 16 augustus 1889. Het echtpaar had een winkel. Hun laatst bekende adres was: Utrechtschestraat 39hs, Amsterdam. Beiden werden op 5 maart 1943 in Sobibor vergast. Daniel werd 44 jaar, Charlotte 53 jaar. De naam Daniël E. Gomperts staat sinds 4 mei 2006 op het oorlogsmonument te Paramaribo.


    Paleis Gouverneur (President) Oranjeplein (Onafhankelijkheidsplein) 2007
  24. Samuel Henriquez de Granada, 17 juli 1873, (S schrijft Hendriques). De heer Henriquez doorliep een gewichtige carrière bij het gouvernement. In december 1892 begon hij als surnumerair op de griffie van de Koloniale Staten. Een familielid, Jacques Henriques de Granada (1835), was de eerste griffier der Staten geweest en het tot zijn dood in maart 1892 gebleven. Nog geen vier jaar later was Samuel districtsklerk, en in oktober 1903 commies bij het Immigratie Departement. Dit regelde de werving, verdeling, bescherming en eventuele terugkeer van contractarbeiders uit Brits- en Nederlands-Indie. Van 1906 (waarnemend) dan wel 1909 (definitief) tot 1921 bekleedde Samuel de functie van districtscommissaris (burgemeester) van het district Beneden-Commewijne. In juni 1921 werd hij als oudste districtscommissaris tot waarnemend Agent-Generaal voor de Immigratie, dus hoofd van het Departement, benoemd. De immigratie zelf werd in die jaren overigens steeds minder belangrijk. Tegelijk zocht men een echt-Surinaams lid voor de Raad van Bestuur in Suriname, en in mei 1922 werd hij als gewoon lid van deze Raad aangesteld. Op 1 januari 1925 volgde zijn definitieve benoeming tot Agent-Generaal. In hetzelfde jaar ging Samuel voor verlof naar Nederland. Hij keerde niet meer naar Suriname terug. Zijn laatst bekende adres was Sweelinckplein 73, Den Haag. Samuel Henriquez de Granada kwam om het leven in het Tsjechische kamp Theresienstadt, op 11 augustus 1944. Hij was 71 jaar.
    Bron naast Teroenga en John J. de Bye: Wikipedia


    Portugees-Israelitische Synagoge Heerenstraat 2007

    Familie Hilfman-Bueno de Mesquita [] + OGS Pinkus (Bernard) Hilfman (Aalten, 23 januari 1877) (Pincus A. Hilfman in De Bye, Schetsen), was gedurende twintig jaar godsdienstleraar en talmoedgeleerde van de Portugees Israëlitische Gemeente (PIG) in Paramaribo. Hij volgde in die functie David de Isaac Querido op (1893-1896; zie Rebecca Querido). Hilfman werd geboren in een orthodox milieu te Aalten. Zowel zijn vader als de vader van zijn moeder waren talmoedgeleerden. Hij ging studeren aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium te Amsterdam, waar hij in 1900 of 1901 zijn examen godsdienstonderwijzer behaalde. Op 1 maart 1901 vertrok hij naar Suriname om er zijn beroep uit te gaan oefenen. Zijn entree-predicatie werd door de gouverneur bijgewoond. Nog in hetzelfde jaar liep Hilfman de gele koorts op, maar hij herstelde. Op 24 december trouwde hij met Grace Julie Bueno de Mesquita, die hij in Paramaribo had leren kennen. Zijn ambtscollega van de Hoogduitse Gemeente (NIG), Jacob Roos, zegende het huwelijk in. Het paar kreeg drie kinderen (zie onder). Pinkus Hilfman schreef een groot aantal publicaties, waaronder 'Notes on the History of the Jews in Suriname' (1909). In 1922 werd hij, in verband met de tropenjaren, gepensioneerd. Het gezin ging terug naar Nederland en vestigde zich aanvankelijk in Den Haag. Men woonde vervolgens ook in Antwerpen en Amsterdam. Pinkus Hilfman overleed op 27 januari 1943 in Amsterdam, en werd op de joodse begraafplaats in Diemen begraven. Hij werd 66 jaar. Op de site van JM komt onderstaand overlijdensbericht uit het Joodsch Weekblad voor.

    <
    Overlijdensadvertentie van Pinkus Hilfman (foto: Joods Monument)
  25. Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita, 9 augustus 1879. Grace Julie was echtgenote van de godsdienstonderwijzer van de Portugees-Joodse Gemeente (PIG) en een jongere zus van Estelle Cornelie Bueno de Mesquita (zie boven). Het echtpaar Hilfman-Bueno de Mesquita kreeg drie kinderen, onder wie zoon Rudolf.
    Kleindochter Moana Hilfman, dochter van Rudolf, schreef in een e-mail (2005) het volgende:
    'In de getypte verklaring die het Nederlandsche Roode Kruis op 20 januari 1948 uitgaf, wordt aangegeven dat mijn grootmoeder, 'Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita, geboren 9 augustus 1879 te Paramaribo, laatste adres: Pres. Brandstraat 24hs te Amsterdam, op 25 februari 1944 naar Theresienstadt gedeporteerd werd. - Op 16 mei 1944 werd [zij] voornoemd van Theresienstadt uit verder vervoerd met bestemming Auschwitz. - [...] verklaart voorts, dat de personen, die op 16 mei 1944 van Theresienstadt naar Auschwitz werden gedeporteerd tot ca. begin juli 1944 in of in de omgeving van Auschwitz aan de gevolgen van vergassing zijn overleden. - [...]'
    Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita werd 64 jaar. Haar zoon Rudolf en zijn vrouw (zie onder) werden een jaar voor haar vermoord.
    De naam Grace Julie Hilfman kwam in geen van de bekende websites van de Holocaust-slachtoffers voor. Sinds september 2005 staan zij, haar zoon en diens vrouw vermeld op de site van de Oorlogsgravenstichting.
  26. Rudolf Hilfman, 1 maart 1906, zoon van Pinkus en Grace Julie Hilfman. Handelsreiziger. Hij was getrouwd met Jochébed Henriette Hilfman-Levisson, Amsterdam, 13 maart 1908. Hun laatst bekende adres was Blasiusstraat 113-III, Amsterdam. Beide echtgenoten werden op 2 juli 1943 in Sobibor vergast. Rudolf was 37 jaar, Jochébed 35 jaar. Hun dochter Moana overleefde.
    Mevrouw Moana Hilfman verklaarde in een e-mail (2005) het volgende:
    ' Mijn vader, Rudolf Hilfman, een van de drie kinderen van Pinkus Hilfman en Grace Julie Bueno de Mesquita, is op 29 juni 1943 naar Sobibor gedeporteerd en daar op of omstreeks 2 juli 1943 omgekomen. In zijn laatste paspoort, dat in mijn bezit is, wordt hij als 'handelsreiziger' vermeld.'


    Johtje Vos in de negentiger jaren (foto: The New York Times)

    In de New York Times van 4 november 2007 staat meer te lezen over het gezin Hilfman-Levisson. Barbara Moorman vertelt (Glenford, NY) hoe haar moeder Johtje Kuyper (journalist, kleindochter van staatsman Abraham Kuyper) en haar tweede echtgenoot, Aart Vos, tijdens de oorlog in hun Larense huis 36 joodse Nederlanders het leven redden. Johtje wilde ook het gezin Hilfman-Levisson bij hen laten onderduiken. Moana's ouders weigerden echter. Ze zeiden: "wij zijn joden; dit is ons lot." Johtje Vos smeekte hen dan toch hun 3 jaar oude dochtertje een kans op overleven te gunnen. In de nacht dat Rudolf en Jochébed werden opgehaald gaven zij Moana mee met een vriend, die haar naar het echtpaar Vos bracht. Moana Hilfman werd als een van hun eigen kinderen behandeld en overleefde.
    [met dank aan John Brouwer de Koning]


    Adriaan van der Horst (Bron: afbeeldingen.gahetna.nl)
  27. JM Betsy Nelly van der Horst-Polak, 9 juni 1886. Betsy was de dochter van Victorina Polak-Pinto en de zuster van Herman Polak (zie onder). Hoewel niet uit de kunstwereld afkomstig, trouwde zij in 1929 met de bekende Nederlandse regisseur, acteur en toneelrecensent Adriaan van der Horst (Dordrecht, 19 juli 1868 - Amsterdam, 14 juni 1942). Diens eerste vrouw, de actrice Wilhelmina van der Lugt Melsert, was in 1928 overleden. Zij speelde toen bij het Haarlemse gezelschap het Schouwtooneel, waar Adriaan directeur was. Toen dit gezelschap in 1933 failliet ging werd Van der Horst administrateur van het Rotterdamsch-Hofstadtoneel, dat door zijn zwager Cor van der Lugt Melsert tot de opheffing in 1938 werd geleid. Betsy Polak verhuisde op 27 juli 1929 naar de woning van haar man op de Van Baerlestraat 150, boven. Volgens de biograaf van Van der Horst 'verzorgde' zij 'de ouder wordende man uitstekend'. Feitelijk kwamen in 1935 ook de ouders van Betsy bij hun dochter en schoonzoon wonen en ontstond er een heel gezin. Betsy's vader overleed in 1938.
    Het gemengde huwelijk beschermde Betsy enigszins toen de oorlog uitbrak. Maar zij overleed op 29 januari 1942, vijf maanden voor haar echtgenoot. Betsy van der Horst werd bijgezet in het graf waar Wilhelmina van der Lugt Melsert rustte en waar in juni 1942 ook Adriaan van der Horst werd neergelegd (Zorgvlied N-I-1249). Haar moeder Victorina Polak werd gedeporteerd en stierf in maart 1943 in het vernietigingskamp Sobibor.
    Bronnen:
    Digitaal Joods Monument en Community
    Gezinskaart Stadsarchief Amsterdam
    www.dbnl.org/tekst/_jaa003194501_01/_jaa003194501_01_0007.php (J.L. Walch over A. v.d. Horst)
    E-mail Kees Buisman, Zorgvlied (27 juni 2013)
    Foto: http://afbeeldingen.gahetna.nl
  28. Sophie Louise Jacobsen-Samson, 7 juli 1885. Zij was een dochter van Jacob Marcus Samson en Hester/Estelle Elisabeth Samethini en een zus van Flora Marianne Samson (1875), Judith de la Parra-Samson (1884), en Helena Esther Samson (1886).


    Leopold Bernard Jacobsen (foto: Joods Monument)

    Sophie Louise Samson trouwde met Leopold Bernard Jacobsen (Meppel, 11 oktober 1879), likeurfabrikant. Deze was een enthousiast lid van de Haagse schaakvereniging 'Discendo Discimus' in Den Haag. Leopold schreef het clublied en droeg bij feestelijke gelegenheden gedichten voor (www.joodsmonument.nl). Het echtpaar kreeg minstens drie kinderen; Emmy, Margo en Rudolf. Van hen woonde er in 1942 één thuis. Het laatst bekende adres van de echtgenoten was de Zeestraat 73 in Den Haag. Op 12 februari 1943 werden beiden in Auschwitz vergast. Sophie Louise was 57, haar man 63 jaar. De drie kinderen overleefden. Eén was ondergedoken, de ander gemengd gehuwd en de laatste was in het buitenland woonachtig.
    [Met dank aan Helmus Liekele, e-mail maart 2009, en John Stienen, e-mail november 2021]

    Broers Kopinsky
  29. Salomon Eduard Kopinsky, 17 augustus 1897, zoon van Selig Kopinsky en Elisabeth Nunes. Hij was getrouwd met Sara Morpurgo (Amsterdam, 3 december 1894). Er waren twee dochters, Elisabeth (Amsterdam, 16 april 1922) en Gracia (idem, 19 augustus 1926). Het laatst bekende adres was Dijkstraat 45-II in Amsterdam, bij de Nieuwmarkt. Het beroep van Salomon was toen koopman, van Elisabeth broekennaaister. Gracia was leerling confectiewerker. De gezinsleden werden op verschillende data vermoord. De beide dochters in Auschwitz, kort na het begin van de deportaties. Elisabeth op 18 september 1942, 20 jaar oud. Gracia op 30 september 1942, 16 jaar oud. Sara werd acht maanden later, op 28 mei 1943, in Sobibor vergast. Zij was 48. Salomon stierf, evenals zijn broer Seling, op 31 maart 1944 in Centraal Europa, op 46-jarige leeftijd. Van het gezin is een JOKOS-dossier: een claim bij de Bondsrepubliek Duitsland op geroofde huisraad.
  30. Seling/Celig (bij S) Kopinsky, 24 mei 1908, jongere broer van Salomon Eduard. Hij was getrouwd met Henriette Logcher (Amsterdam, 7 september 1914). Beiden waren kantoorbediende. Er was één kind, Nick (Amsterdam, 17 augustus 1935). Het laatst bekende adres van het gezin was de Niersstraat 18-I in Amsterdam, Rivierenbuurt. Nick werd samen met zijn moeder op 22 oktober 1943 in Auschwitz vergast. Zij was 29 jaar, hij was 8 jaar. Seling stierf op dezelfde tijd en plaats als zijn broer Salomon, 31 maart 1944 in Polen. Hij was 35 jaar. Van het gezin is een JOKOS-dossier: een claim bij de Bondsrepubliek Duitsland op geroofde huisraad.
  31. Leonard ('Leo') Kopinsky, 10 december 1909 (DJ en JM hebben 10 februari i.p.v. 10 december), jongere broer van Salomon en Seling. Zijn laatst bekende adres was Rijnstraat 207-III te Amsterdam. Leo's beroep was kleermaker. Hij overleed aan het eind van de oorlog in kamp Dachau, op 23 maart 1945. Leonard werd 35 jaar.
  32. Sophie de Lange-Salomons, 14 april 1911, dochter van Abraham Salomons, koopman en Reinie Pos. Zij trouwde met Elias Johan de Lange (Amsterdam, 8 maart 1907), bouwkundige. Er waren twee kinderen. Het laatste adres van het echtpaar was J.W. Brouwersstraat 15hs, Amsterdam, vlakbij het Concertgebouw. Sophie stierf op 3 september 1943 in Auschwitz, op 32-jarige leeftijd. Haar man stierf zeven maanden later in hetzelfde kamp, op 31 maart 1944. Hij was 37 jaar. De kinderen overleefden.


    Heerenstraat, Paramaribo (foto: webserv.nhl.nl)
    Links de toegangspoort tot de Portugese Synagoge, daarachter de torens van de kathedraal.


    Gezin Leefmans-Ballin
  33. Helene Elise Leefmans-Bal(l)in, 29 maart 1859, weduwe van Leefman Cos Leefmans, koopman; dochter van Barnat Ballin en Rebecca Bueno de Mesquita. Zij was in Paramaribo getrouwd. Haar laatst bekende adres was Frans van Mierisstraat 77hs, Amsterdam. Haar nicht Elisabeth Lyons woonde in de nabijgelegen Ruysdaelstraat (zie onder). Helene Elise woonde samen met haar dochter Estelle (zie onder). Beiden werden naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Mevrouw Leefmans-Bal(l)in kwam daar op 8 mei 1944 om het leven, 85 jaar oud.
  34. Estelle Rachel Leefmans, 21 augustus 1888, dochter van Cos en Helene Leefmans. In 1941 woonde zij met haar moeder in de Frans van Mierisstraat te Amsterdam. Estelle was blind. Op 27 maart 1944 kwam zij in kamp Bergen-Belsen om het leven, zes weken voor haar moeder. Estelle Rachel was 55 jaar.
    (met dank aan mevrouw Anne E. Otto, achterkleindochter van Helene Elise Leefmans, sept. 2006)

    Zusters de Leon(-Fernandes)

  35. Wilhelmina Hilda ('Leonie') de Leon, 30 oktober 1898, dochter van Isaac de Leon en Esther J. Fernandes. Verpleegster. Haar laatste adres was Hectorstraat 35hs, Amsterdam, waar ze samen met haar zuster Georgine woonde. Evenals zij kwam Leonie de Leon op 31 december 1944 in Auschwitz om het leven. Zij was 46 jaar.
  36. Georgine Elizabeth Heloise de Leon, 10 januari 1902, jongere zuster van Leonie de Leon, eveneens verpleegster. Haar laatst bekende adres was de woning van haar zus. Georgine kwam op dezelfde dag en plaats om het leven, op 31 december 1944 in Auschwitz. Zij was 41 jaar.


    De Keizerstraat in Paramaribo, waar de Hoogduitse Synagoge gevestigd is (foto: webserv.nhl.nl)

    Gezin Levie-van der Rhijn
  37. Hartog Salomon Levie, 20 december 1869. Echtgenoot van Flora van der Rhijn, Groningen 27 december 1863. Het echtpaar woonde aanvankelijk in Suriname, waar dochter Louisa werd geboren (zie onder). Het laatste adres van het gezin was Oosterpark 76, bovenhuis, Amsterdam. Hartog Salomon en Flora Levie werden op 16 april 1943 in Sobibor vergast. Hij was 63, zij was 69 jaar.
  38. Louisa ('Louise') Levie, 2 januari 1898. Dochter van Hartog Salomon en Flora Levie-van der Rhijn. Haar laatste adres was bij haar ouders, Oosterpark 76 in Amsterdam. Haar overlijdensdatum (Sobibor, 6 april 1943) is een verschrijving. Louise werd op 2 of 3 april 1943 na verraad (?) naar Westerbork gebracht. De datum 6 april, die www.ogs.nl en het Joods Monument hanteren, was de deportatiedag. Zij werd op 9 april vergast. Louise was 44 jaar.
    Met dank aan de heer Pinchas Bar-Efrat (september 2007).

    Echtpaar Levie-Levie
  39. Salomon Hartog Levie, 19 augustus 1896, door S verwisseld met de oudere Salomon Israel Levie (9 april 1892) - zie onder. Salomon Hartog was wellicht een zoon van Hartog Salomon Levie (zie boven). Salomon Hartog trouwde met Julie Levie. Het echtpaar had een winkel aan de Kalverstraat 94. Hij werd op 7 september 1943 in Auschwitz vermoord, op dezelfde plaats en tijd als zijn vrouw. Salomon Hartog werd 46 jaar.
  40. Julie Mathilde Levie-Levie, 11 juli 1901, dochter van Isaak J. Levie en Esther E. Pinto, (niet echtgenote van Salomon Israel zoals S aanneemt), maar van Salomon Hartog Levie. Het echtpaar had een winkel aan de Kalverstraat. Julie Mathilde werd op 7 september 1943 in Auschwitz vermoord, op dezelfde plaats en tijd als haar man. Ze was 42 jaar. Haar broer Juda en zijn gezin ontkwamen evenmin.

    Gezin Levie-Blog
  41. Juda Israel Levie, 22 februari 1899, oudere broer van Julie M. Levie (zie boven). Hij was afdelingshoofd van het warenhuis De Bijenkorf te Rotterdam en procuratiehouder. Juda was getrouwd met Mietje Levie-Blog (Amsterdam, 23 oktober 1897). Het echtpaar had een kind, Fritz Jack, dat in Amsterdam geboren werd (22 juni 1928). Het laatst bekende adres van het gezin was de Van der Palmstraat 61 in Voorburg. Het gezin werd verraden (?) en naar kamp Vught gestuurd. Vandaar werden zij op 24 mei 1943 naar Westerbork gestuurd, waar zij de volgende dag werden 'doorgezonden'. Op 28 mei 1943 werden Juda (44 jaar), Mietje (45 jaar) en Fritz (14 jaar) in Sobibor vergast. 2.844 andere uit Nederland afkomstige joden stierven daar op dezelfde dag. De overlijdensdatum 28 mei 1944 die de database van DutchJewry en het Joods Monument heeft, moet op een verschrijving berusten. De Nederlandse transporten naar Sobibor stopten op 23 juli 1943.
    Met dank aan de heer Pinchas Bar-Efrat (september 2007).

    Familie Levie-Samuels
  42. Netje Levie-Samuels, 2 maart 1862, weduwe van Israel S. Levie, moeder van Salomon Israel Levie en gezien de (spelling van de) tweede voornaam vermoedelijk ook van Aron Isriël, Marcus Israel en Bernard Isriël Levie (zie onder). S noemt haar maar vermeldt haar niet als slachtoffer. Voor mogelijke verwanten zie Rosetje Bramson-Samuels (1868), Selly Alexander Gomperts-Samuels (1869) en familie Samuels. Haar laatst bekende adres was Uithoornstraat 37-I in Amsterdam. Daar woonde zij met het echtpaar Leuw en het gezin Hoogstraal. Netje Levie-Samuels werd op 26 februari 1943 in Auschwitz vermoord, vier weken na haar zoon Salomon en kleinzoon Isriël. Netje was 80 jaar.
  43. Salomon Isriël/Israel (bij S) Levie, 9 april 1892. Door S genoemd als zoon van Israel S(alomon) Levie en Netje Samuels. S schrijft 10 april en verwisselt hem met Salomon Hartog Levie (19 augustus 1896). Het Joods Monument laat de tweede voornaam weg. Salomon Isriël Levie was banketbakker. Hij trouwde met Anna Sjouwerman (Amsterdam, 27 juni 1892). Het echtpaar kreeg twee kinderen: Isriël Salomon (Amsterdam, 28 februari 1927) en Theodoor Salomon (idem, 31 juli 1928). Hun laatst bekende adres was de Tweede Boerhaavestraat 66-II in Amsterdam. Anna Levie-Sjouwerman en de jongste zoon, Theodoor Salomon, kwamen op 24 september 1942 in Auschwitz om het leven, twee maanden na het begin van de deportaties. Anna was 51 jaar, Theodoor was 14. Salomon Isriël en de oudste zoon Isriël Salomon hebben als overlijdensdatum 31 januari 1943. Zij waren 46 en 15 jaar oud.
  44. Aron Israel/Isriël (bij S) Levie, 4 juli 1896, broer van Salomon Isriël en Marcus Israel Levie. Aron was schoenmaker. Hij trouwde met Duifje Engelander (Amsterdam, 22 april 1890). Er kwamen twee kinderen: Jeannette (Amsterdam, 14 november 1924) en Rosa (idem, 20 april 1929). Het laatst bekende adres van het gezin was de Tweede Jan Steenstraat 56-II in Amsterdam. De ouders en de jongste dochter werden op 15 december 1942 in Auschwitz vermoord. De oudste dochter bijna drie maanden eerder, op 30 september 1942. Aron Isriël was 46, Duifje 52, Jeannette 17 en Rosa 13 jaar oud.

    ###########################################################################

  45. Marcus Israel Levie, 9 oktober 1900, broer van Salomon Israel Levie (zie boven). Zijn naam komt niet voor op de sites van OGS, JM en In Memoriam.
  46. Bernard Isriël/Israel (bij S) Levie, 13 oktober 1902, broer van Salomon Isriël, Aron Israel en en Marcus Israel Levie. Hij trouwde met Helena Nathan (Arnhem, 23 november 1900). Er waren geen kinderen. Bernard was handelsreiziger. Het laatst bekende adres van het echtpaar was Rozengracht 70hs in Amsterdam. Het echtpaar werd op 2 juli 1943 in Sobibor vergast. Bernard Isriël was 41, zijn vrouw Helena 42 jaar. De naam van Bernard Israel Levie staat in de lijst met 10 joodse slachtoffers op de plaquette die op 4 mei 2006 op het oorlogsmonument van Paramaribo werd aangebracht (zie Suriname in WOII).

    Zusters Levie
  47. <Sara Celine Levie, 25 juli 1889 (S schrijft 8 juli). Hulp in de huishouding. Haar laatst bekende adres was de Uithoornstraat 51-I in Amsterdam. Het is niet onmogelijk dat Sara Celine familie was van Netje Levie-Samuels en haar bovengenoemde zoons. Netje Levie woonde in dezelfde straat, op nummer 37-I. Sara woonde samen met haar familieleden Betje en Rosette. Allen werden op 3 december 1942 in Auschwitz vergast. Sara Celine was 53 jaar.
  48. Betje Levie, 21 oktober 1890. Boekhouder. Zij woonde samen met Sara en Rosette Levie, vermoedelijk zusters, op de Uithoornstraat 57-I in Amsterdam. Betje werd evenals haar verwanten op 3 december 1942 in Auschwitz vergast. Zij was 51 jaar.
  49. Rozette/Rosette (bij S) Levie, 11 maart 1894. Verkoopster. De jongste van de drie verwanten op de Uithoornstraat 57-K. Bij hen in woonde in 1941 ook Salomon Meijer Swaab, tweelingbroer van Rebecca Swaab, die met haar ouders in de Uithoornstraat op nr. 87-I woonde. Rozette Levie werd op 3 december 1942 in Auschwitz vergast, evenals Betje en Sara. Zij was 47 jaar. Salomon Meijer Swaab, zijn zusje en hun ouders waren in hetzelfde kamp al eerder vermoord. Rozette Levie wordt genoemd op de plaquette van het oorlogsmonument in Paramaribo.
  50. Henriette Levie, 18 januari 1899. Haar naam komt niet voor op de sites van OGS, JM en In Memoriam. Zij overleed op 21 oktober 1962 in Amsterdam.


    Willy Albert Levy (foto: Joods Monument)
  51. Willy Albert Levy 1 december 1899. Chirurg (zie H. Coppenhagen). Zijn laatst bekende adres was de Frans van Mierisstraat 82hs, Amsterdam. Dokter Levy deed als reserve-officier van de geneeskundige troepen dienst in de meidagen van 1940, onderdeel Genie. Hij stierf op 15 mei 1940 in Amsterdam, en werd begraven op de Nederlands-Israëlitische Begraafplaats te Muiderberg (rij 25, nr. 35). Zijn echtgenote, Helena Martha Frijda (Assen, 26 maart 1905) stierf op dezelfde dag, en werd op dezelfde begraafplaats naast haar man begraven (nr. 36). Het lijkt aannemelijk dat beiden zelf voor de dood kozen. Het Joods Monument bevestigt dit. Het vertelt dat Levy reserve-officier van gezondheid was. Hij en zijn vrouw konden de overwinning van de nazi's vermoedelijk niet verdragen. Als arts beschikte hij over de middelen. Ruim 250, vaak vooraanstaande joden namen in mei 1940 deze beslissing.
  52. Betje Lopes de Leaô Laguna-da Silva, 7 augustus 1882 - de site van OGS heeft bij 'Leao' geen teken op de o. Weduwe van B.J. Lopes de Leaô Laguna en zuster van Isaac David en Arnold da Silva (zie onder). Haar laatst bekende adres was de G. Terborgstraat 17hs in Amsterdam. Haar dochter Hettie, op 18 december 1907 in Watergraafsmeer geboren, woonde bij haar. Hettie was schoonheidsspecialiste. Zij werd op 17 september 1943 in Auschwitz vermoord, op 35-jarige leeftijd. Haar moeder Betje werd op 7 juli 1944 in Auschwitz om het leven gebracht, op dezelfde dag als haar broer Isaac David da Silva en haar schoonzuster Anna da Silva-Palache (zie onder). Op dezelfde dag overleed ook Rebecca Lopes de Leaô Laguna (Amsterdam, 3 oktober 1883), pianolerares, en wellicht familie. Betje was 61 jaar.


    Monument oorlogsslachtoffers, Waterkant/Onafhankelijkheidsplein 2007
  53. + Elisabeth Estelle Lijons [Lyons], 15 februari 1871, dochter van Juda Lyons (1836) en Johanna Leefmans (1862). Haar laatst bekende adres was Ruysdaelstraat 102-II in Amsterdam. Haar tante en een van haar nichten - Helene Elise Leefmans-Bal(l)in en haar dochter Estelle (1888) - woonden in de naastgelegen Frans van Mierisstraat 77hs. Helene Leefmans was de schoonzuster van Elisabeths' moeder. Elisabeth Lyons werd op 14 mei 1943 met 1.364 andere uit Nederland afkomstige joden vergast in Sobibor. Zij was 72 jaar. Haar stiefzuster Marie Evelyne (13 december 1895) overleefde en werd bijna 100 jaar. Zij overleed op 2 december 1994 in Amsterdam.
    (met dank aan mevrouw Anne E. Otto, achterkleindochter van Helene Elise Leefmans, sept.2006).@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@
  54. JM Simcha Alexandrina Monsantofils, 2 april 1872, dochter van Hendrik Alexander Monsantofils en Sally Heilbron. Zij was de oudste van vijf kinderen, die allen de naam Alexander droegen. Na haar kwamen vier broers: Alexander Aron Philip (1873), Abraham Alexander (1875), Alexander Egbert Maurits (1879-1898, verdronken) en Alexander Isack (1882). Sally Monsantofils-Heilbron stierf in 1892. Simcha ging naar Nederland. Zij overleed op 4 december 1940, om 21.45 uur, als patiënt van de instelling het 'Apeldoornsche Bos'. Door hulpportier Abraham Polak werd twee dagen later aangifte van haar overlijden gedaan bij de gemeente Apeldoorn.
    Bronnen:
    Digitaal Joods Monument en Community
    www.network54.com/Forum/133847/thread/1046006602/last-1166739964/zoek+info+monsantofils
    Haar naam komt niet voor op de sites van de Oorlogsgravenstichting en DutchJewry (mei 2013).


    Kinderen Morpurgo-Alberga
  55. Willy Albert Morpurgo, 16 december 1899, zoon van Jacques Morpurgo en Annie Alberga. Wellicht verwant met Julia Bueno Bibaz-Morpurgo (zie boven). Willy was kelner. Zijn laatst bekende adres was Willemstraat 22 in Utrecht. Willy kwam op 1 februari 1943 in Auschwitz om het leven, op 43-jarige leeftijd. Rond dezelfde tijd stierf hier ook zijn zwager Michel Fregge (zie onder).
    [] S Ivy Gerharda Fregge-Morpurgo, Amsterdam, 19 november 1906. Volgens De Bye was zij een zuster van Willy Albert. Zij trouwde met de verpleger Michel Fregge (Amsterdam, 24 oktober 1903). Het echtpaar kreeg zes kinderen: Leo (30 november 1929), Annie (20 november 1930), Jack (22 mei 1932), Mia (9 november 1932?), Albert (7 augustus 1935) en Netty (22 januari 1937). Vermoedelijk is 1932 bij Mia een verschrijving voor 1933 of 1934. Hun laatst bekende adres is de President Brandtstraat 50-II in Amsterdam. Zij woonden daar samen met een ander groot gezin, Harpman-Levie, met vijf kinderen. Ivy Gerharda en haar zes kinderen werden allen op 24 september 1942, twee maanden na het begin van de deportaties, in Auschwitz vergast. Ivy Fregge-Morpurgo was 35 jaar, de kinderen 12, 11, 9, 8 of 7, 6 en 4 jaar. Michel Fregge stierf in hetzelfde kamp op 31 januari 1943, rond dezelfde datum als zijn zwager Willy Morpurgo. Hij was 39 jaar.


    Einde J.F. Nassystraat 2007

  56. JM Jacques George Nassy, 27 april 1891. De site van Joods Monument schrijft: 'Jacques George Nassy studeerde geneeskunde te Amsterdam, waar hij op 21 februari 1917 zijn artsexamen aflegde. Hij promoveerde op 10 juni 1918 in Amsterdam op een proefschrift over 'Verduurzaming van 'virus fixe' in verband met de bestrijding der hondsdolheid in de tropen'. Jacques George Nassy was officier van gezondheid 1e klas in het Koninklijk Nederlands Indisch Leger. Hij had een praktijk als huisarts in Amstelveen (Nieuwer-Amstel).' Jacques George stierf op 11 juni 1942 in Amstelveen, 51 jaar oud.

    Gezin Nassy-Polak
  57. Judith Louise Nassy-Polak, 4 augustus 1892. Zij was de weduwe van 'Joost' Nassy, zoon van Samuel Henry Nassy en Judith Robles. Mogelijk was zij een schoonzuster van de arts Jacques George (zie boven) en zuster van de arts Maurice Samuel Polak (zie onder). Haar ouders waren Samuel Maurits Polak en Esther Elizabeth Gomperts. Van het echtpaar Nassy-Polak zijn drie kinderen bekend: Henry Jules (Paree, 7 april 1925) - Paree ligt op Oost-Java -, Lygya Esther (idem, 20 mei 1926) en Rachel Rebecca (idem, 1 maart 1931). Henry zat in augustus 1941 op de 2e Ambachtschool te Amsterdam. Het laatst bekende adres van het gezin is de Deurloostraat 104hs in Amsterdam. Daar woonde in 1941 ook het echtpaar Bueno de Mesquita-Bueno de Mesquita (zie boven) en in 1943 Blanche Taytelbaum-Levie. Judith Louise en haar dochters Lygya Esther en Rachel Rebecca werden op 28 mei 1943 in Sobibor vergast, 50 jaar, 17 jaar en 12 jaar oud. Henri Jules stierf acht weken later in hetzelfde vernietigingskamp, op 23 juli 1943. Hij was 18 jaar.
  58. Leo Jacob Nassy, 11 juli 1924, zoon van Jacob Nassy en Seline Gomperts. Zijn adres in Nederland is niet bekend. Hij werd op 2 juli 1943 in Sobibor vergast. Leo Jacob was 18 jaar.

    Gezin de la Parra-Swijt
    Drie van de 11 naamdragers de la Parra op de OGS-slachtofferlijst zijn in Nederlands-Indië, 2 kinderen en 1 jongere in Nederland geboren. Ook andere familienamen van slachtoffers komen in zowel Suriname, Nederland, als in Nederlands-Indië voor.
  59. Marinus Alfred de la Parra, 12 november 1878, huidarts. Marinus de la Parra studeerde geneeskunde in Utrecht, waar hij op 27 november 1908 zijn artsexamen aflegde. Hij specialiseerde zich in huid- en geslachtsziekten. Hij trouwde in Paramaribo met Jansje Swijt; Henri Jacques ('Hans'), Herman Marinus en Max zijn kinderen van dit echtpaar (zie onder). Na de Eerste Wereldoorlog vertrok het gezin naar Amsterdam. Marinus Alfred de la Parra woonde en hield praktijk in de Sarphatistraat 97 in Amsterdam en daarnaast had hij ook een praktijk aan de Lutmastraat 7 en in de Marnixstraat 321 en, alleen voor joodse patiënten, in 1942 aan de Noorder Amstellaan 123 (zie J.H. Coppenhagen, Anafiem Gedoe'iem. 'Overleden joodse artsen uit Nederland 1940-1945' (Rotterdam 2000) 125). Het laatst bekende adres van het paar De la Parra-Swijt was De Lairessestraat 115 in Amsterdam. Marinus Alfred de la Parra kwam op 30 oktober 1944 in Auschwitz om het leven, evenals zijn vrouw. Hij was 65 jaar.
  60. Jansje ('Jeannette') de la Parra-Swijt, 21 juni 1884, echtgenote van Marinus Alfred, moeder van Henri Jacques, Herman Marinus en Max. Zij was mogelijk familie van Rebecca Fernandes-Swijt (1870), Cornelia Tellina Vas Nunes-Fernandes (1896) en Celine Telline Swijt (1905). Jansje de la Parra-Swijt kwam op dezelfde plaats en dag om het leven als haar man. Zij was 60 jaar.



    Gezin de la Parra-de Vries (foto: Joods Monument)

  61. Henry ('Hans') Jacques de la Parra, 22 april 1907, zoon van Marinus Alfred en Jansje de la Parra. Tandarts. Hij trouwde op 28 augustus 1934 met Helene Marianne ('Enny') de Vries (Amsterdam, 10 maart 1915). Haar ouders waren Samuel de Vries, diamanthandelaar, en Alida Vieijra. Het gelukkige echtpaar kreeg twee kinderen: Myrna Jeannette (Amsterdam, 5 januari 1936) en Glanda (ook 'Glenda') Marianne (idem, 19 februari 1938).



    Glanda en Myrna de la Parra (ca 1940) (foto: In Memoriam, p.743)

    Deportatie
    Het laatst bekende adres van het gezin was Beethovenstraat 118hs, Amsterdam. Op 20 juni 1943 vond in Amsterdam Zuid de laatste grote jodenrazzia plaats. Maar misschien sloeg het lot eerder of later toe. Het gezin kwam in kamp Westerbork terecht. Vandaar werden Hans, Enny, de meisjes en oma de Vries op 25 februari 1944 naar het relatief bevoorrechte Theresienstadt gedeporteerd. Philip Mechanicus schrijft in zijn Westerborks dagboek: "Intussen is vanmorgen het uitgesteld transport naar Theresienstadt vertrokken: achthonderd mannen, vrouwen en kinderen. Deze keer was er een soort run op de trein, een derde klassetrein. Het gerucht was verbreid dat wie niet gesperrt was ... en van deze kans geen gebruik maakte, de volgende keer onherroepelijk naar Auschwitz zou gaan."



    Joodsche Weekblad 31-7-1942, overlijdensadvertentie Samuel de Vries
    www.joodsmonument.nl/person/525469


    Vanuit Theresienstadt gingen echter regelmatig transporten naar Auschwitz en andere kampen. Op 1 oktober kwamen Enny, haar twee dochters en haar moeder in Auschwitz aan. Bij de selectie werd Enny van hen gescheiden. Zij moest naar de rij voor werk, Myrna, Glanda en Alida naar de rij van de gaskamer. De dochters, 8 en 6 jaar, werden op 1 oktober 1944 in Auschwitz om het leven gebracht, vier weken voor hun grootouders van vaderskant. Enny vertelt in de film Little Angels dat zij Myrna en Glenda met oma Alida weg zag gaan, terwijl de meisjes om haar riepen. Tot haar dood kuste zij hun foto en praatte ze met hen. Henry Jacques de la Parra zat mogelijk in een eerder transport vanuit Theresienstadt. Hij stierf vijf maanden na zijn dochters later in Bergen-Belsen, op 20 februari 1945. Hans de la Parra was 37 jaar.

    Verfilming
    Helene Marianne bleef in Auschwitz toen het kamp vanwege de komst van het Rode Leger werd leeggemaakt. Ze was uitgemergeld, ziek en niet in staat tot lopen. Zo beleefde ze de bevrijding van het kamp op 27 januari 1945.
    Enny hertrouwde na de oorlog met een heer van Leeuwen. Er werd een dochter geboren, Tasha. Kort hierna verhuisde het gezin naar New York. Daar overleed Helene Marianne de Vries, op 5 september 2012. De verwerking van wat zij en haar eerste gezin meemaakten tijdens de Holocaust en de relatie tussen haar en Tasha werden onderwerp van de film 'Little angels' (2015).

    Bronnen:
    - 'Little Angels'. Deze documentaire werd in 2015 door een stiefkleinzoon van Enny de Vries-van Leeuwen, Marco Niemeijer, uitgebracht. Hij bevat filmpjes en foto's van Hans en Enny en hun kinderen tot in de oorlogsjaren. Het was de afscheidsfilm van de Joodse Omroep op maandag 7 december 2015
    - In Memoriam. De gedeporteerde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945. Amsterdam 2012
    - Philip Mechanicus, In Dépôt. Amsterdam 1989 (p.299)
    - www.delaparrafamily.com/Webtrees/individual.php?pid=I282&ged=de%20la%20Parra&lang=nl
    - www.maxvandam.info/humo-gen/family
    - www.joodsmonument.nl
    - www.nrc.nl/handelsblad/2015/09/23/de-echo-van-de-holocaust-1537593



    Herman Marinus de la Parra, met Els of Mieke (foto: Joods Monument)

  62. Herman Marinus de la Parra, 24 september 1909, broer van Hans en Max. Arts. Het Joods Monument heeft een foto van hem, uit het boek J.H. Coppenhagen, 'Anafiem Gedoe'iem. Overleden joodse artsen uit Nederland 1940-1945 (Rotterdam 2000). Het Gedenkboek Mauthausen (1995) wijdt een paragraaf aan hem.
    Herman ging na het einde van de lagere school naar de Derde 5-jarige HBS aan de Amsterdamse Mauritskade. Hij blonk er uit. Liever dan huiswerk maken speelde hij saxofoon, voor hem symbool van het moderne leven. Hij speelde ook prachtig piano. Van kinds af aan was Herman ongewoon hulpvaardig. Zijn keuze voor de medicijnstudie sloot daar op aan.

    Arts
    Hij ging in Leiden studeren waar hij in 1933 het artsexamen deed. Daarna vestigde hij zich als gemeentearts in Drenthe, in Emmen. Op 9 mei 1935 trouwde Herman met Willy Benjamins. In 1936 werd Els geboren, in 1937 Mieke. Zij herinnert zich dat haar vader liedjes met hen zong. Rond 1938 vestigde ook de joods-Surinaamse arts-apotheker Max Samson zich in Emmen. Hij deed ook dienst als gemeentearts. De la Parra diende tijdens de mobilisatie als officier van gezondheid in het Nederlandse leger; zijn praktijk werd toen waargenomen. Er ontstond een relatie tussen de waarnemer en Willy de la Parra. Dit leidde tot scheiding tussen Herman en zijn vrouw. Zij verhuisde met de meisjes naar haar moeder in Amsterdam.

    Oorlog
    De Duitse bezetter begon vroeg met anti-joodse maatregelen. Op 22 november 1940 ontsloeg Emmen beide joodse dokters als gemeentearts, belast met de verzorging van de armen. Op 1 mei 1941 mochten ze alleen nog voor joden werken, die er nauwelijks waren in dit gebied. Op slag waren ze brodeloos. Samson vestigde zich in Assen, De la Parra verhuisde naar Bussum, Graaf Janlaan. Hij begon er een praktijk 'uitsluitend voor Joodsche patienten' (Joodsch Weekblad). Kort daarna hertrouwde hij met de weduwe Greet Czopp-Jerosolimsky (Rotterdam, 15 december 1910). Zij was fabrikante en had een dochter in de leeftijd van Els en Mieke. Het laatste adres van het gezin was in Naarden, Rembrandtlaan 49. In de zomer van 1942 werden Herman en Greet gearresteerd na verraad van een buurman. Zij woonden toen vermoedelijk niet meer op hun eigen adres, maar wilden er spullen halen om in bewaring te geven. En Herman bleek in het bezit te zijn van een illegale radio. Hermans inwonende broer Max, tandarts, en Greet's dochter ontsnapten aan arrestatie en doken onder.

    Kamp Amersfoort
    Greet de la Parra-Jerosolimsky werd naar Westerbork gevoerd, Herman werd gestraft met kamp Amersfoort. Hoewel hij er hooguit drie maanden bleef viel hij op door zijn hulpvaardigheid. Dr. L. de Jong schrijft erover in deel 8-2 van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (p. 572 en 284). Frans Goedhart, oprichter van het Parool, kreeg in het kamp dysenterie. De opzichter van de ziekenafdeling was een communistische gevangene die niets over had voor Goedhart. De kamparts, een NSB-er, liet hem echter naar de ziekenzaal brengen. Daar was De la Parra aan het werk. Herman gapte opium uit de voorraad van de SS en redde Goedhart daarmee het leven. Een andere gevangene, G. Tuynenburg Muys, was zeer teleurgesteld over het gedrag van hoogopgeleide gedetineerden als notarissen, doctoren, dominees, kapelaans en ambtenaren. Hij maakte een uitzondering voor twee jonge dominees en een 'edele joodse arts'. Dit was vermoedelijk Herman de la Parra.

    Dood
    Greet de la Parra stierf op 30 september 1942 in Auschwitz, 2½ maand na het begin van de deportaties. Zij was 31 jaar. Herman kwam een week later om het leven, op 6 oktober 1942, in het beruchte Oostenrijkse strafkamp Mauthausen. Hij was 33 jaar.

    Dochters
    Els en Mieke woonden samen met hun moeder bij grootmoeder Benjamins op de Stadionweg in Amsterdam. Op een gegeven moment werd Willy Benjamins opgepakt en naar Westerbork gebracht, waarna de familie het raadzamer vond de kinderen te laten onderduiken. Het was puur geluk dat zij niet ook werden opgepakt: het kamertje waarin zij zaten werd overgeslagen. Els en Mieke zaten allebei in Brunssum, bij verschillende families. Willy Benjamins, die niet meer met een 'voljood' getrouwd was, wist in Westerbork kampcommandant Gemmeke er van te overtuigen dat ze zelf niet Joods was. Een niet-joodse neef had een groot aantal leden van haar familie een zgn. Calmeyer-Sperr bezorgd, berustend op bewijzen van niet of slechts gedeeltelijk Joods-zijn. Dit maakte haar claim geloofwaardig. Na driekwart jaar Westerbork kwam zij terug naar Amsterdam. Els en Mieke doken weer op en brachten de hongerwinter met hun moeder bovengronds in Amsterdam door. Ook de dochter van Greet overleefde. Zij ging na de oorlog naar een tante in Israël.

    Bronnen:
    - Ad van den Oort, Allochtonen van nu & de oorlog van toen, p. 59-60
    - H.E.D. Dominicus en Alice B. van Keulen-Woudstra, Mauthausen Gedenkboek (1999), tweede druk p. 118
    - www.joodsmonument.nl
    - 'Niet van gisteren', brievenboek Joods Maatschappelijk Werk 2008, p. 49-50
    - Gesprek met Mieke van Praag-de la Parra (juni 2008)


    Echtpaar de la Parra-Samson
    S # Henry René Gustaaf de la Parra, 10 augustus 1881, broer van Marinus Alfred de la Parra (zie boven). Echtgenoot van Judith Samson (zie onder). Henry René was arts en werkte onder meer in Nederlands-Indië, waar hun vier kinderen werden geboren. Hij stierf op 16 februari 1941. Dokter de la Parra was toen controlerend arts van de Rotterdamse Raad van Arbeid.
    Bron:
    www.ntvg.nl, Nederlands Tijdschrift voor de Geneeskunde 85.1.8 (22 februari 1941).


  63. Judith de la Parra-Samson, 21 juli 1884, echtgenote van Henry René Gustaaf de la Parra. Judith was een van de vier zussen Samson. Het echtpaar had vier kinderen: Henry Johan ('Hans') Louis, René Helène, Juliette Sophie en Marinus Gustaaf. De twee dochters overleefden de Shoa. Haar laatst bekende adres was Goudsbloemlaan 29 in Den Haag. Judith de la Parra-Samson werd op 31 januari 1944 weggevoerd. Zij stierf in Auschwitz, op 1 oktober 1944, op dezelfde datum als de twee dochtertjes van haar neef, Henry Jacques. Zij was 60 jaar. Een huisgenoot overleefde de oorlog, mogelijk was dit dochter Juliette.
    - [] Henry Johan Louis (Magelang, 3 november 1910) woonde met zijn vrouw Esther van Raalte op de Theresiastraat 322 in Den Haag. Hij stierf in Opper Silezië, oktober 1944. Esther overleefde.
    - René Hélène (Nederlands-Indië, 6 januari 1912). Overleden 24 augustus 1993 in Leiden.
    - Juliette Sophie (Nederlands-Indië, 2 april 1914).
    - [] Marinus Gustaaf (Batavia, 23 oktober 1920) woonde in Deventer, en werd op 29 augustus 1942 in Auschwitz vermoord.
    Bron:
    www.delaparrafamily.com


  64. Victorina ('Victorine') Albertina Polak-Pinto, geboren 31 oktober 1866, gehuwd met Jozef/Joseph Ar(r)on Polak (Paramaribo, 21 september 1852; 1859 volgens het Stadsarchief Amsterdam). Uit het huwelijk (22 augustus 1883) kwamen drie kinderen voort: Herman Julius (1884, zie onder), Betsy Nelly (1886) en Jacques William (1890). In november 1921 verhuisden Joseph en Victorine Polak naar Amsterdam, Weteringschans 73. Hun dochter trouwde acht jaar later de bekende acteur en regisseur Adriaan van der Horst (zie boven). In november 1935 trokken zij bij hen in op de Van Baerlestraat 150 boven. Joseph Aron overleed er op Kerstavond 1938. Victorine had veel contact met haar aangetrouwde nicht Anna Semmeline Polak (zie onder).

    Oorlog
    Na het uitbreken van de oorlog lieten moeder en dochter zich begin 1941 als zijnde 'van joodschen bloede' op dit adres registreren. Betsy stierf in januari 1942, Adriaan van der Horst in juni van dat jaar. Victorine Polak-Pinto bleef alleen over. Zij overleed in de gaskamers van Sobibor, op 7 maart 1943. Zij was 76 jaar. Volgens het Joods Monument was er een huisgenoot die overleefde. In Amsterdam-Slotervaart is een straat vernoemd naar Adriaan van der Horst.

    Calmeyer
    Haar neef Jules Samuels, zoon van Rosette Samuels-Pinto, kon in 1942 een niet-joodse afstamming 'bewijzen'. De ouders van Rosette en Victorina, Jacob William en Abigael Izak Pinto, waren in 1871 op zakenreis - hij was koopman - in Georgetown, provincie Demarara in Brits Guyana. Hun vier jonge kinderen waren achtergebleven in Paramaribo. De ouders stierven in Georgetown echter aan de tyfus. Ze werden begraven op een presbyteriaans kerkhof. Rosette's zoon Jules kreeg in 1942, geheel te goeder trouw, van de Hollandse consul in Brits Guyana de beëdigde verklaring dat het echtpaar Pinto zonder enige twijfel presbyteriaan moest zijn en niet joods, ook al omdat er in die tijd geen joodse gemeenschap in Georgetown was. Op basis van die verklaring kreeg Jules Samuels met zijn gezin op 3 september 1942 een verklaring van de bekende Duitse advocaat en ambtenaar dr. H.G. Calmeyer, inhoudend dat er geen joodse ouders en hooguit twee joodse grootouders waren, zodat deportatie tot nader onderzoek werd uitgesteld. Bovendien was er sprake van een gemengd huwelijk. Zij overleefden. Onduidelijk is waarom Victorina, haar zoon Herman en zijn gezin niet van hetzelfde document gebruik hebben gemaakt.

    Bronnen:
    - Mevrouw S. Vetter-Samuels
    - Digitaal Joods Monument en Community
    - Gezinskaart Stadsarchief Amsterdam
    - www.nljewgen.org/golde/sprincie/2232.htm (Jozef Aron Polak)



    Herman Polak, Elly Orlow-Polak, Annemarie Samuels-Vosgerau en Carolina Polak-Wessel (1939)
    (foto: mevrouw S. Vetter-Samuels)


  65. Herman Julius Polak, 13 juli 1884, koopman. Hij was het oudste kind van Jozef Ar(r)on Polak en Victorina Polak-Pinto (zie boven) en ging al vroeg naar Nederland. Hij trouwde met Carolina Margaretha Wessel (Amsterdam 2 augustus 1891). Het echtpaar kreeg twee kinderen: Elize Betsy ('Elly') (Amsterdam, 8 april 1913) en Frits Herman (13 april 1919). In 1935 woonde het gezin aan de Velasquezstraat 6. Op 25 januari 1938 trouwde Elly met Michael Waldemar Orlow (Berlijn, 23 augustus 1911). Hij overleed bijna twee jaar later in Lausanne (22 december 1939).

    Samuels
    Op de foto zit Elly naast Annemarie Samuels-Vosgerau. Zij is de tweede echtgenote van Jules Samuels (huw. 1935), een oom van Elly, en zij was niet-joods. Herman Polak hielp zijn neef Jules toen deze zich als medicus in Amsterdam vestigde (1936). Hij kon terecht in de voormalige woning van Hermans ouders aan de Weteringschans 73. Het was Jules die in 1942 uit Brits Guyana het 'bewijs' kreeg dat zijn grootouders, de ouders van Rosette en Victorina Pinto, niet-joods zouden zijn (zie boven).

    Oorlog
    Het gezin Polak-Pinto woonde in februari 1941 samen op de Minervalaan 70-III in Amsterdam maar dook later in de oorlog onder. Als weduwe werd Elly tijdens de oorlog niet door haar gemengde huwelijk beschermd. De onderduik werd verraden en alleen Frits overleefde. Hij zat op een ander adres, in Friesland. Carolina Margaretha overleed in Auschwitz op 6 september 1944, op 52-jarige leeftijd. Herman Julius stierf in het concentratiekamp Gross Rosen op 7 februari 1945, in de leeftijd van 60 jaar. Elly Orlow-Polak (Amsterdam, 8 april 1913) overleed op 21 maart 1945 in Auschwitz, toen het kamp al acht weken bevrijd was. Zij was 31 jaar.

    Calmeyer
    Onduidelijk is waarom Herman met zijn gezin geen gebruik heeft gemaakt van de bewijzen van niet-joodse afstamming die zijn familie had (zie boven). Sonja Vetter-Samuels, dochter van Jules Samuels en Annemarie Vosgerau, schrijft hierover: 'Mijn vader was mogelijk nog niet in het bezit van dit bewijs toen Herman en zijn gezin onderdoken en vervolgens werden verraden. Zij werden meteen als S(traf)-geval via Westerbork naar Auschwitz gestuurd.' Het kan ook zijn dat Herman het proces van 'arisering' via Calmeyer, die de aanvraag van Jules twee keer had afgewezen, voor hem en zijn volledig joods gezin te riskant vond om aan te beginnen.

    Bronnen:
    - Mevrouw S. Vetter-Samuels (2011, maart 2014)
    - Digitaal Joods Monument en Community
    - Gezinskaart Stadsarchief Amsterdam
    - www.nljewgen.org/golde/sprincie/2163.htm (Herman Jules Polak)
    - ww.jodeninnederland.nl/id/P-5302
    - www.kwakzalverij.nl/370/Addendum_bij_biografische_schets_Dr_J_Samuels_no_2_van_de_Toptwintig



    Waterkant 12 in 2007

    Zussen Polak (-Levie)
  66. Anna Semmeline Polak, 9 november 1875 (S schrijft 1874), dochter van Jacques Arons Polak en Grace Levie. Zij kochten in 1881 het statige huis Waterkant nr. 12. Vermoedelijk is Anna er met haar zuster Rachel en hun broer Arnold Jacob opgegroeid. Jacques Arons Polak overleed in 1908. De drie kinderen waren erfgenaam en verkochten het pand in 1920. Anna woonde in februari 1941 met haar zuster Richel in de G. Terborghstraat 42-I te Amsterdam. Zij had veel contact met haar aangetrouwde tante Victorine Polak-Pinto (zie boven). Anna Semmeline overleed op 5 oktober 1942 in Auschwitz op 66-jarige leeftijd.
  67. Rachel ('Richel') Martha Polak, 30 juli 1878 (S schrijft 18 november). Zij woonde samen met haar oudere zus Anna aan de Waterkant in Paramaribo en in de G. Terborghstraat in Amsterdam. Zij werd op dezelfde dag en plaats als Anna vermoord, op 5 oktober 1942 in Auschwitz. Rachel Martha was 64 jaar. Haar naam staat sinds 4 mei 2006 op het oorlogsmonument in Paramaribo (zie Suriname in WOII).

    Broers en zussen Polak (-Gomperts)
    Gezin Polak-Arrias-Elte
  68. Maurice Samuel (Semuel) Polak, 27 maart 1887, gepensioneerd districtsarts. Zoon van Samuel Maurits Polak en Elizabeth Gomperts (zie boven: Judith Louise Nassy-Polak, 1892). Broer van Judith, Richel, Jacques en Louise Polak (zie onder). Weduwnaar van Estelle Arrias. Met haar kreeg hij in Suriname en de Antillen twee kinderen: Semuel en Thelma. Het waren vermoedelijk de plaatsen waar hij als arts gestationeerd was. Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde Maurice Polak op 30 maart 1927 in Alkmaar met Henriette Elte (Alkmaar 23 juni 1902), een jongere zuster van Fijtje Elte, die kort daarna de vrouw van zijn broer Jacques zou worden. Uit het huwelijk met Henriette werden vier kinderen geboren: Henri (1928) en Rebecca (1930) in Paramaribo en Esther Henriëtte (21 mei 1940) en Elie Meijer (4 april 1942) tijdens het onbeëindigde verlof in Amsterdam. Het laatste adres van het gezin was Karel du Jardinstraat 12-I in Amsterdam, naast het huis waar Maurice's broer Jacques woonde. Op de oudste twee kinderen na, die eerder werden omgebracht, werd het hele gezin op 3 september 1943 in Auschwitz door vergassing gedood. Maurice Samuel was 56, Henriette 41, Henri 15, Rebecca 12, Esther Henriëtte 3 en Elie Meijer 1 jaar oud. Ook de meeste familieleden uit de Karel du Jardinstraat werden daar op deze dag om het leven gebracht.

    Semuel Polak (Bron: Herbert Markus)
  69. Semuel/Samuel (volgens S) Jacques Polak ('Sem'), Marowijne, 8 december 1919, oudste zoon van Maurice Polak en Estelle Arias. De ouders woonden in het begin van hun huwelijk blijkbaar buiten Paramaribo. Semuel verhuisde naar Nederland. Net als zijn zus Thelma ging hij naar de Joodsche HBS. Beiden staan op de schoolfoto van 1937 (zie foto). Sem steekt in het pak en draagt een opvallende horlogeketting. Hij werd in Sobibor vermoord op 28 mei 1943. Zijn zus Thelma was daar begin maart omgekomen. Semuel was 23 jaar.

    Thelma Polak (Bron: Herbert Markus)
  70. [] Thelma Esther Polak, Saba (Nederlandse Antillen), 19 december 1920, oudste dochter van Maurice Polak en Estelle Arrias. Zie ook Antillen. Zij verhuisde net als haar broer in de jaren dertig naar Nederland. Thelma was getuige de schoolfoto van 1937 leerling van de Joodsche HBS aan de Heerengracht te Amsterdam (zie foto). Haar laatste bekende adres was het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht 'Het Apeldoornsche Bos', Zutphensestraat 106, Apeldoorn. Vermoedelijk was zij, dochter van een arts, verpleegkundige in dit gesticht. Uit de site van het Joods Monument: In de nacht van 21 op 22 januari 1943 werd het Apeldoornsche Bos 'leeggehaald' (zie verder Antillen, paragraaf Antilliaanse joden).
    Huwelijk in Westerbork
    Wanneer Thelma Esther Polak precies in Westerbork is aangekomen weten we niet. Wel staat vast dat zij op 2 februari 1943 in het kamp is getrouwd. Haar bruidegom was Izak Cohen uit de Watergraafsmeer (1919). Izak was verpleger en opgeleid in de kibboets Beverwijk en misschien ook in die van Laag-Keppel. Zijn tweelingbroer Joseph was de ene getuige bij het huwelijk, zijn neef Berend Gustaaf (1907) de andere. Joseph was tuinknecht in het Apeldoornsche Bos geweest. Berend Gustaaf woonde met zijn gezin in Apeldoorn. Beiden zullen Thelma gekend hebben. Van haar waren toen geen familieleden in het kamp.
    Sobibor
    Thelma en Izak werden na ruim een maand huwelijk naar Sobibor gedeporteerd en er op 5 maart 1943 vergast. Thelma's broer Sem werd er acht weken later vermoord.

    Henri Polak (Bron: Herbert Markus)
  71. Henri Polak, 30 juni 1928, zoon van Maurice Polak en Henriette Elte. Henri zat na de verhuizing naar Nederland, Amsterdam, aanvankelijk op het openbare GKO (Gewoon Lager Onderwijs). Daarna bezocht hij de Joodsche HBS, inmiddels verplaatst naar de Stadstimmertuinen. Hij staat op de schoolfoto van 1941 (zie afbeelding). Hij stierf met zijn vader, tweede moeder, jongere zus, halfzusje en halfbroertje op 3 september 1943 in Auschwitz. Henri was 15 jaar.
  72. Rebecca Polak, 17 oktober 1930, dochter van Maurice Polak en Henriette Elte. Rebecca zat vermoedelijk op het Buitengewoon Lager Onderwijs (BLO). Zij stierf met haar vader, tweede moeder, oudere broer, halfzusje en halfbroertje op 3 september 1943 in Auschwitz. Rebecca was 12 jaar.


    Joodsche HBS 1937 (deel foto). Nummer 34 is Semuel Polak, nummer 37 is Thelma Polak. (De nummers zijn digitaal aangebracht.) (Bron: Herbert Markus)

    Met dank aan Roeland Oudejans-Albers (augustus 2017 en Herbert Markus, september 2010 - zie ook www.communityjoodsmonument.nl

    Gezin Polak-Elte
  73. Jacques Isidore Polak, 10 juli 1898, onderwijzer, broer van Maurice, (Judith), Richel en Louise Polak. Hij was getrouwd met Fijtje Elte (Alkmaar, 17 maart 1894). Het echtpaar kreeg in Amsterdam zeker drie kinderen: een tweeling, Rebekka en Esther (8 november 1928) en Salomon (29 januari 1931). In 1941 woonde het gezin in de Karel du Jardinstraat 10-I. Het beroep van Jacques Polak was toen leraar Middelbaar Onderwijs. Ook Jacques' zuster Richel Mathilde, schooljuffrouw, woonde in die tijd bij hen. Hun broer Maurice woonde in een buurhuis. Fijtje Polak-Elte werd met haar drie kinderen op 3 september 1943 in Auschwitz vergast. Zij was 49 jaar, Rebekka en Esther 14 jaar en Salomon 12 jaar oud. Ook haar zuster Henriette Polak-Elte stierf daar en toen met haar man, dochter en vier kinderen. Richel Mathilde werd eerder, op 23 juli, in Sobibor vergast. Het was op dezelfde dag als haar neef Henri Jules Nassy. Jacques Isidore overleed op een onbekende plaats, vermoedelijk in een werkkamp in Polen, op 31 maart 1944. Hij was 45 jaar.

    Zussen Polak
  74. Richel Mathilda Polak, 19 april 1895, onderwijzeres, zuster van Maurice (Judith), Jacques en Louise Polak. In februari 1941 woonde zij bij haar broer Jacques Isidore en zijn gezin in de Karel du Jardinstraat 10-I in Amsterdam. Zij stierf in Sobibor, op 23 juli 1943. Richel Mathilda was 48 jaar.
  75. Louise ('Loetje') Estelle Polak, 11 november 1899 (S schrijft 18 november). Zuster van Maurice, (Judith), Richel en Jacques Polak. Hulp in de huishouding. Zij woonde en werkte in februari 1941 in het Portugees-Israëlitisch Oude Mannenhuis, Nieuwe Herengracht 33 in Amsterdam. Er waren daar toen zestien bewoners, onder hen een tweeling van nog geen jaar oud. Louise stierf in Auschwitz, op 19 februari 1943, evenals drie oudere bewoners van het huis. Zij was 43 jaar.

  76. Egbert Gustaaf Polak, 24 december 1872, ingenieur. Zijn laatst bekende adres was Merwedeplein 42hs in Amsterdam. Egbert Gustaaf Polak overleed op 20 juni 1943 in het doorgangskamp Westerbork, voor hij gedeporteerd kon worden naar een concentratiekamp. Hij is begraven op de joodse begraafplaats in Diemen. Egbert was 70 jaar.

    Broers Pos
  77. Hartog Joseph Pos, 16 augustus 1884. Tandarts. Vermoedelijk broer van Samuel en Simon Pos. Zijn laatst bekende adres was Graaf Wichmanlaan 37 in Bussum. Hij werd op 4 juni 1943 in Sobibor vergast, op 58-jarige leeftijd. Van dit huishouden zijn claims vanwege de roof van waardevolle voorwerpen bekend (JOKOS-dossier). Hartog J. Pos staat sinds 4 mei 2006 als een van de 10 Holocaust-slachtoffers op het oorlogsmonument te Paramaribo.
  78. Samuel ('Sam') Joseph Pos, 3 januari 1888. Tandarts. Vermoedelijk een broer van Hartog en Simon Pos. Samuel overleed op 11 december 1942 in Auschwitz. Hij was 54 jaar oud.
  79. Simon Hendrik Pos, 11 oktober 1889. Tandarts. Zoon van Joseph Handdik Pos en Jansje van West en broer van Sam Pos. Zijn naam komt niet voor op de sites van OGS, JM en In Memoriam.


    Portugese Synagoge, voormalig balkon voor de vrouwen, 2007

  80. Rebecca Rachel Querido, 16 april 1894. Zij was de dochter van godsdienstleraar ('gazan') David de Isaac Querido (15 oktober 1868). Deze kwam op 8 november 1892 met de ss Prins Frederik Hendrik in Paramaribo aan. 18 dagen later was de entree-predicatie in de Portugees-Israëlitische Synagoge aan de Gravenstraat. David Querido volgde bij de PIG Menasse Abarbanel op. In april 1893 kreeg Querido enkele maanden verlof. Hij kwam gehuwd terug. Zijn vrouw heette Sara Palache. In april werd hun dochter Rebecca geboren. Sara's gezondheidstoestand was echter van dien aard dat de gazan in juli van dat jaar opnieuw verlof kreeg. Het gezin ging naar Nederland en keerde niet meer terug. Querido kreeg eervol ontslag. Sara Palache overleed vöör 1905. In dat jaar werd David Querido gazan bij de Joodse Gemeente 'Mikve Israel' te Curaço. Hij hertrouwde er met Estela de Mordechay Fidanque Curiel. In 1918 overleed David Querido. Men gaf hem de eretitel 'vooraanstaand rabbi' ('haham hane'ela'). Zijn vrouw Estela stierf in 1927. Rebecca werd vertaalster en woonde in Den Haag. Haar laatst bekende adres was Frederik Hendrikplein 18. Zij overleed in Auschwitz op 11 oktober 1944. Rebecca Querido was 50 jaar.

  81. Hanna Marie Reiss-Root, Paramaribo, 9 maart 1888, weduwe. Zij was een dochter van de Amsterdammer Mozes Root en Leentje Frank uit Utrecht, die in 1875 in Paramaribo met elkaar trouwden. Ze was de vierde van negen kinderen, het laatste dat in Suriname werd geboren. Het jongste broertje, Marcus Jacques overleed in juli 1898, slechts één maand oud. De oudste, Esther, overleed in 1937 en werd begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen. Voor de derde Surinaamse dochter, zie Elisabeth Lea Zinger-Root.
    Hanna Marie trouwde op 30 mei 1912 met Barend Reiss (1885), een zoon van Abraham Reiss en Naatje Kirgheim. Ze woonden op de Rapenburgerstraat 132-I. Barend werkte als handelsreiziger, diamantklover en later als kantoorbediende. Hun laatst bekende adres was Tugelaweg 97hs, Amsterdam. Er kwamen negen kinderen. In 1912 werd Naatje Rebecca geboren, gevolgd door Simon in 1913, Lena in 1915, Esther in 1916, Josephine in 1918, die datzelfde jaar in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam overleed. In 1920 werd Elisabeth geboren, daarna kwamen nog Abraham Mozes in 1921, Kitty in 1924 en opnieuw een Josephine in 1927. Simon werd wever, Esther naaister, Abraham Mozes stoffeerder en Kitty werd ook naaister.
    Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, op 21 maart 1940, overleed Barend Reiss. Hij werd begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen. Dochter Elisabeth, getrouwd met Louis Ferdinand Feibel, maakte op 15 mei 1940 samen met haar man een einde aan haar leven. Hanna Marie en de zes overgebleven kinderen werden tijdens de Sjoa in Auschwitz of Sobibor vermoord. Op 22 juli 1942 werd een inboedellijst opgesteld, die enkel dames- en kinderkleding vermeldt.
    Esther Glasbeek-Reiss en haar zus Kitty werden op 30 september 1942 in Auschwitz vergast, op dezelfde dag en plaats als 9 leden van de familie Glasbeek. Esther was 25 jaar, Kitty 17 jaar. Moeder Hanna Maria en het jongste kind, Josephine, werden op 19 november 1942 in Auschwitz vermoord. Hanna Marie was 54, Josephine 15.
    Naatje Rebecca Nebbig-Reiss en haar zoon Bernard werden op 3 december 1942 in Auschwitz vergast; haar dochter Mia enkele dagen later, op 7 december; haar man Mozes Nebbig stierf na enkele maanden dwangarbeid op 28 februari 1943 om het leven in het Silezische kamp Malapane, op 29-jarige leeftijd. Zijn broer Abraham Mozes stierf op 28 februari 1944 in Auschwitz. Hij was 22 jaar.


    Kansel Hoogduitse Synagoge, 2007

    Gezin Roos-Prins
  82. Samuel Roos, 19 september 1895 (S heeft 18 september), zoon van rabbijn Roos. Handelsreiziger. Zijn vader, Jacob Samuel Roos (1868), kwam in 1893 naar Suriname. De entree-predicatie in de Hoogduitse Synagoge aan de Keizerstraat was op 29 juni. Gouverneur T.A.J. van Asch van Wijk woonde de dienst bij. De gemeenschap had met smart op een nieuwe rabbijn gewacht. Na het jonge overlijden van de briljante opperrabijn Lewenstein in 1864 - hij diende zowel de Duitse als de Portugese gemeente en liet in de Hoogduitse sjoel een protestants aandoende kansel installeren om verstaanbaar te kunnen zijn - werden de diensten geleid door koopman Samuel Israël Levie ('oom Sjolom') en zijn broer en collega Juda Israël Levie ('oom Juda'). De eerste was sinds 1848 assistent-voorbidder, Juda sinds begin 1864. Een andere reden voor versterking van de gemeente waren de anti-semitische relletjes die zich in mei 1891 voordeden. Opperrabbijn van Noord-Holland I.H. Dünner had zijn student Roos aanbevolen. Hij had de titel 'magid', predikant, en was tevens besnijder ('mohel') en ritueel slachter ('sjochet'). In februari 1893 werd Jacob Roos door de kerkenraad als rabbijn van de NIG benoemd. Op 30 mei trad hij in het huwelijk met Selly Benjamins en kort daarop ging het echtpaar scheeps. Het paar betrok de ambtswoning op de hoek van de Keizerstraat en de Zwartehovenbrugstraat. Het gouvernement kende de rabbijn een jaarlijkse bezoldiging van 1750 gulden toe. Op 17 juli 1894 werd dochter Debora ('Della') geboren, ruim een jaar later Samuel. Jacob Roos en zijn gezin bleven 17 jaar in Suriname. Roos stond bekend als een groot redenaar. Op 25 mei 1912 was de afscheidsdienst. Rabbijn Roos werd vanwege zijn verdiensten onderscheiden met het ridderschap in de orde van Oranje Nassau. Tot mei 1940 ontving hij een pensioen van 538 gulden per jaar. Na terugkeer naar Nederland bleef de rabbijn actief in het Amsterdamse en Nederlandse jodendom, onder andere als predikant van Talmud Thora aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam.
    Dochter Debora (zie onder) huwde de arts Daniël J. Samuels. Zoon Samuel trouwde met Keetje Prins (Amsterdam, 28 jauari 1903). Het echtpaar kreeg vier kinderen: Selly (Amsterdam, 1 december 1927), Esther (idem, 31 december 1929), Della Clara (idem, 17 juli 1931) en Jacob Salomon (idem, 6 december 1934). Het hele gezin werd op 8 oktober 1942 in Auschwitz om het leven gebracht. Samuel was 47 jaar, Keetje 39 jaar, Selly 14 jaar, Esther 12 jaar, Della 11 jaar en Jacob 7 jaar oud.


    Kaart Beneden Saramacca, Cateau van Rosenfelt (1860-1879). Bron: blogspot Arkhamarchivaris 2012-01

  83. Abraham Hartog Root, 23 juli 1881, Post Nassau in het district Beneden Saramacca. Nassau was een militaire post bij de monding van de Saramacca-rivier bij plantage Agenoria. Er was tot in de jaren dertig geen weg naar Paramaribo (geheel rechts op de kaart). Hij was het derde kind van Mozes Root en Leentje Frank; voor zijn Surinaamse zusters Elisabeth Lea en Hanna Maria zie onder en boven. Zijn vader was mogelijk militair. Abraham Hartog was bloemenhandelaar van beroep en trouwde in 1911 in Amsterdam met Leentje de Leeuw. Zij was een dochter van Abraham de Leeuw en Sara Goudsmit en werd in Haarlem geboren (1883). Het echtpaar Root-de Leeuw had geen kinderen. Na de huwelijkssluiting woonde het stel op de Raamgracht 9 in Amsterdam, verhuisde op 4 januari 1912 naar de Oude Zijds Achterburgwal 49 en acht maanden later naar de Groenburgwal 38. In augustus 1930 trokken zij naar de Kerkstraat 39 en op 6 augustus 1938 werd hun adres Thorbeckeplein 18 III in het centrum van Amsterdam, wat tevens hun laatst bekende adres werd. Op 12 november 1942 werden beiden afgevoerd naar Westerbork. Op de registratiekaart van de Joodse Raad is vermeld zat zij 'geen geloof' hadden. Vier dagen later werden zij op transport gesteld naar Auschwitz. Bij aankomst op 19 november werden Abraham Hartog Root en Leentje Root-de Leeuw direct vermoord.

  84. Esther Samson, 23 januari 1886, dochter van Jacob H. Samson en R.M. Bueno de Mesquita. Geen van de Holocaust-sites heeft haar naam.

  85. Flora Marianna ('Marianne') Samson, 8 juni 1875. Haar laatst bekende adres was Westerhoutpark 18, Haarlem. Flora Marianna werd op 9 juli 1943 in Sobibor vergast. Ze was 68 jaar. De naam van Flora M. Samson staat op de plaquette die op 4 mei 2006 in Suriname werd onthuld. Zij was de oudste van de vier zussen Samson-Samethini.

  86. JS Helena Esther Samson, 21 januari 1886. John Stienen bracht ons van haar naam op de hoogte (e-mails nov. 2020). Helena was een jongere zus van Flora (1875), Sophie Jacobsen-Samson (1885) en Judith de la Parra-Samson (1884) (zie boven). Zij komt voor in de migratieregisters van 1909 en staat in het archief van het Provinciaal Ziekenhuis in Castricum als ingekomen uit Zeist op 25 juli 1918 (wiewaswie.nl). Helena was onderwijzeres. Op 13 mei 1921 werd zij uitgeschreven naar Apeldoorn, 'afdeling Bosch'. Het oorlogsadres dat bekend was bij de Joodse Raad was dat van haar zwager de la Parra, die op Ungerplein 2 in Rotterdam woonde. Hij stierf op 16 februari 1941. Hoe het Helena Esther is vergaan is nog niet bekend. Haar persoonlijke gegevens komen bijna overeen met die van Esther Samson (zie boven). Haar overlijden is niet vastgesteld door de Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten, die na de oorlog het lot heeft vastgesteld van Nederlandse ingezetenen die niet uit de kampen zijn teruggekeerd.

    Gezin Samson-Ezechiels
  87. Marcus ('Max') Abraham Samson, 11 oktober 1904, zoon van apotheker A.Ph. Samson. Arts. Hij trouwde met Daisy Henri&235;tte Ezechiels. Het echtpaar kreeg twee kinderen: 'Philli' en 'Annie'.
    De site van het Joods Monument schrijft: 'Marcus Abraham Samson kwam eind jaren dertig uit Paramaribo naar Nederland, waarschijnlijk in het bezit van een artsendiploma. Hij vestigde zich als apotheekhoudend arts in Emmer-Erfscheidenveen (Emmer Compascuum). Hij behaalde in 1941 het Nederlands artsdiploma. Sinds juni 1941 was hij gevestigd in de Vondelstraat 11-a in Assen'. In april 1942 woonde daar ook het echtpaar Stern-Magnus met een kind.
    Ad van den Oord ('Allochtonen van nu en de oorlog van toen' - zie bij Suriname onder de paragraaf Surinaamse intellectuelen) geeft nog andere achtergronden: 'Max Samson had zich net als Herman de la Parra (zie boven) als huisarts in Drenthe gevestigd. Herman diende tijdens de mobilisatie als officier van gezondheid in het Nederlandse leger; Max nam zijn praktijk waar. De Duitse bezetter begon vroeg met zijn anti-joodse maatregelen. Op 22 november 1940 ontsloeg Emmen beide dokters als gemeentearts, belast met de verzorging van de armen. Op 1 mei 1941 mochten ze alleen nog voor joden werken, die er nauwelijks waren in dit gebied. Op slag waren ze brodeloos. De la Parra verhuisde naar Naarden, Samson probeerde nog via een wethouder steun van de gemeente Emmen te krijgen, tevergeefs. Hij verhuisde op 10 juni met zijn gezin naar Assen, waar een kleine joodse gemeenschap was'. Het gezin Samson werd naar Westerbork gedeporteerd en van daar naar Auschwitz. Max Samson werd tewerkgesteld en bleef tot 28 februari 1943 in leven. Hij werd 38 jaar.
  88. Daisy Henriëtte Samson-Ezechiels, 17 mei 1902, dochter van Benjamin Ezechiels en Anna Robles. Echtgenote van Marcus Samson. Op 8 mei 1938 werd in Emmen Philip ('Philli') Marcus geboren. Op 12 september 1939 volgde Hanna ('Annie') Harriët. Het gezin moest Emmen noodgedwongen verlaten. Vanuit Assen, Vondellaan 11a, werd het naar Westerbork gestuurd en begin december 1942 naar Auschwitz. Max Samson werd voor werk geselecteerd. Daisy Henriëtte en de twee kinderen werden naar de gaskamer gestuurd. Zij stierven op 11 december 1942. Daisy was 40 jaar, Philip 4 jaar en Hanna 3 jaar oud.

  89. <> + OGS Aron Esriel Samuels, 30 november 1870. Netje Levie-Samuels (1862), Rosetje Bramson-Samuels (1868), Selly Alexander Gomperts-Samuels (1869), Bernhard Eduard Samuels (1872) en Marianne Machiel van West-Samuels (1888) zijn mogelijk verwanten van hem. Aron Esriel overleed op 17 januari 1944 in Batavia, 73 jaar oud. Hij werd begraven op het Nederlands ereveld Leuwigajah in Nederlands-Indië.

  90. Bernhard Eduard Samuels, 10 november 1872. Hij heette officië Bernard Esriël Samuels en is vermoedelijk een jongere broer van Aron Samuels (zie boven). Bernard was musicus, hij speelde fluit. Vanwege zijn geregelde optredens in het buitenland besloot hij de Esriël in zijn naam te veranderen in Eduard. Hij was getrouwd met Sophia Hester Zendijk (Kampen, 23 december 1872). Het laatste adres van het echtpaar was Louise de Colignyplein 19 in Zeist. Bernard Eduard stierf op 22 juli 1944 in Theresienstadt, zijn vrouw Sophia stierf er op 5 april 1945, vlak voor de bevrijding van Theresienstadt.


    Lezenaar Hoogduitse Synagoge, 2007

  91. Selly Elisabeth Samuels, 31 juli 1886, dochter van Jacob Samuels en Flora Pos. Selly Samuels werkte als ambtenaar bij de secretarie van het Gouvernement. In Nederland was zij kantoorbediende. Haar laatst bekende adres was de van Eeghenstraat 57hs in Amsterdam. Dit was een pension van Georg Herzberg (Aerzen, 1883) met tien kamers. Naast zeven joodse alleenstaanden woonde er in februari 1941 ook het oudere Surinaamse echtpaar Fernandes-Swijt (zie boven). Selly Elisabeth stierf op 6 maart 1945 in Bergen-Belsen. Zij was 58 jaar.


    Voormalige ambtswoning rabbijn Roos in 2007

  92. Debora ('Della') Samue[ë]ls-Roos, 17 juli 1894 [de site van JM schrijft een trema op de e]. Dochter van rabbijn Jacob Roos en zijn vrouw Selly Benjamins, zuster van Samuel Roos (zie boven). Debora werd een jaar na de aankomst van haar ouders in Suriname geboren. Het gezin keerde in 1912 terug naar Nederland. Della trouwde de arts Daniel J. Samuels. Haar laatst bekende adres was de Kennemerstraatweg A 464 in Heiloo. Zij was toen weduwe. Debora kwam op 11 februari 1944 in Auschwitz om het leven, 59 jaar oud.

  93. Betsy Elmire Sanders-Fernandes, 9 maart 1893, dochter van Uria Fernandes, slager (bij S als Betsy Fernandes bekend). Betsy trouwde met Salomo Sanders (Wildervank, 17 juli 1889), handelsreiziger. Er waren zeker twee kinderen: Frouwke (Groningen, 21 mei 1926) en Helena Commy (idem, 24 mei 1929). Het gezin woonde in juni 1944 nog in de Otto Eerelmanstraat 9-a te Groningen. De ouders en de jongste dochter werden op 7 juli 1944 in Auschwitz vermoord. Salomo was 55, Betsy 51 en Helena 15 jaar oud. Frouwke maakte vermoedelijk de bevrijding van Auschwitz mee, maar stierf op 28 februari 1945 op een onbekende plaats. Zij was 17 jaar.

    Kinderen da Silva
  94. Izaak/Isaak (bij S) David da Silva, 9 februari 1877 (S heeft 18 februari), kind van David da Silva en Esther Samuels, broer van Arnold da Silva (1879) en Betje Lopes de Leaô Laguna-da Silva (1882). Laatst bekende adres: Bronckhorststraat 11-I, Amsterdam. Izaak David werd op 7 juli 1944 in Auschwitz om het leven gebracht. Hij was 67 jaar. Van dit huishouden zijn claims vanwege roof bekend (JOKOS, LIRO).
  95. Arnold David da Silva, 5 januari 1879, arts. Broer van Izaak da Silva (1877) en Betje Lopes de Leaô Laguna-da Silva (1882). Arnold trouwde met Anna Palache (Amsterdam, 27 april 1883). Er was zeker een kind, Ellen Reina (idem, 6 januari 1920). Zij werd lerares. Het laatst bekende adres is Sarphatistraat 161hs, Amsterdam. Anna da Silva-Palache werd op 7 juli 1944 in Auschwitz vermoord; zij was 61 jaar. Arnold David stierf in hetzelfde kamp op 31 juli 1944, 65 jaar oud. Ellen Reina overleed op 28 februari 1945 op een onbekende plaats; als zij in Auschwitz was heeft zij er de bevrijding van het kamp nog meegemaakt. Zij werd 25 jaar.


    Julius da Silva (Bron: www.joodsmonument.nl)

  96. Jehuda Jacob ('Julius, 'Jules') da Silva, 12 september 1882, zoon van Jacob da Silva (1847-1922) en Jacqueline Brandon (1850-1916). Het echtpaar kreeg negen kinderen: Isaac Jakob (1874 - Curacao, 1954), Samuel Jacob (1875), Rachel Jacob (1877), Estelle Jacqueline Jacob (1879), Juan Abraham Jacob (1881), Jehuda Jacob, David Jacob ('Tips') (1884), Mathilde Elisabeth Jacob ('Tilly') (1886) en Helena C. Jacob ('Lena') (1888). Beide ouders stierven in Den Haag.
    Jules werd in december 1902 ingeschreven in Amsterdam, vanuit Hilversum. In 1907 kwam hij vanuit Paramaribo naar de hoofdstad. Een jaar later trouwde hij te Amsterdam met Caroline Vaz Dias (Amsterdam, 28 november 1885). Ze kregen één kind, Paul. Samen met een zwager van zijn vrouw, Justus Lissauer, was Jules mede-eigenaar en directeur van het Persbureau M.S. Vaz Dias, de voorloper van het ANP. Het persbureau was door Caroline's broer Maurits en Justus Lissauer in 1904 opgericht. Jules was vanaf 1917-1918 vrijmetselaar bij de Amsterdamse loge 'La Bien Aimée' aan de Vondelstraat. Hij maakte ook deel uit van de kunstenaarssociëteit De Kring. In 1930 werd hij ridder in de kroonorde van België. Hij kreeg ook andere hoge onderscheidingen. Zijn laatst bekende adres was in de Jacob Obrechtstraat 43 in Amsterdam. Jules stierf op 4 augustus 1942 in Auschwitz (S schrijft Amersfoort). De deportaties waren pas drie weken aan de gang. Jules da Silva was 59 jaar. Zijn vrouw Caroline overleed in oktober 1944 in hetzelfde kamp. Zijn jongere broer Samuel Jacob ontkwam aan deportatie, maar overleed tijdens de oorlog (zie onder). Zijn mededirecteur Justus Lissauer kwam op 24 september 1943 om het leven in Auschwitz.
    Bronnen:
    - Database Joods Biografisch Woordenboek (www.jodeninnederland.nl/id/P-5231)
    - http://home.tiscali.nl/~dasilva/voorouders/vooroudersmarcel.htm
    - http://sefardies.es/ficha_biografias.php?id=12785


  97. David Jacob ('Tips') da Silva, 24 december 1884. Broer van Jules en Samuel da Silva. Hij overleed op 28 mei 1952 in Amsterdam. David trouwde twee maal en kreeg geen kinderen (met dank aan Tom Hoornstra, april 2014).###################################################################################################

    Samuel, Céline,
    Netty en twee zoons da Silva
    in Nederland, ca 1930
    (Bron: suriname-dasilva.blogspot.nl)
    Samuel en Céline
    in Paramaribo, januari 1905
    - rechter paar
    (Bron: suriname-dasilva.blogspot.nl)
    Samuel da Silva (3de van links)
    bij het leggen van de eerste
    steen van het postkantoor
    Oostvoorne, 20 januari 1933
    (Bron: www.joodsamsterdam.nl)

  98. Samuel Jacob da Silva, 4 december 1875. Samuel Jacob da Silva was een zoon van Jacob da Silva en Jacqueline Hobeb Brandon en broer van Jehuda Jacob en David Jacob (zie boven). Samuel trouwde in 1905 met Céline Jacqueline Bueno Bibaz (1 augustus 1882 - 3 april 1954). Haar moeder, Annette Carolina Kennedy, was niet-joods. Samuel zelf zou later overgaan naar de Nederlands-Hervormde Kerk. Ook als 'geschmad' bleef hij trots op zijn joodse afkomst. Nog in Suriname werd hij in 1917 districtscommissaris van Coronie en in 1920 van Boven Para. Hierna verhuisde het gezin naar Nederland. Samuel was tussen 1924 en 1932 burgemeester van Zwartewaal, toen de kleinste gemeente van Zuid-Holland. Het gezin woonde in Den Briel. In 1932 werd hij burgemeester van het grotere en complexere Oostvoorne. Samuel was een van de weinige joodse burgemeesters van voor de oorlog. In 1938, op 63-jarige leeftijd, ging hij met pensioen. Er kwam een einde aan zijn bestuurlijke carriëre vanwege zijn zwakke gezondheid. Het echtpaar verhuisde naar Den Haag. Zij hadden een dochter, Nettie Jacqueline (1907-1952) en drie zoons. Door de halfjoodse afstamming van Céline en het hervormde geloof was er in nazi-opzicht sprake van een gemengd huwelijk. Samuel moest de beperkingen en risico's die ook gemengd gehuwede joden tijdens de oorlog troffen ondergaan, maar werd niet gedeporteerd. Hij overleed in Den Haag op 6 juli 1943. Zijn broer Jules was toen al in Auschwitz vermoord. Zijn vrouw en kinderen overleefden de oorlog.
    Bronnen:
    - Digitaal Joods Monument en Community (dit heeft als sterfdatum 3 juli 1943)
    - Database Joods Biografisch Woordenboek (www.jodeninnederland.nl/id/P-5231)
    - www.joodsamsterdam.nl/rotterdam/perssamueldasilva.htm



    Binnenstad vanaf Oranjeplein (Onafhankelijkheidslein) rond 1915 (foto: Augusta Curiel: www.engelfriet.net)

  99. Bilha ('Betje'/'Betsie') Isaak Souget-Citroen, 30 juli 1874, weduwe. Vermoedelijk uit hetzelfde gezin als Jacob Isaak en Barend Isaac Citroen (zie boven). Haar laatst bekende adres was Joh. Verhulststraat 131hs, Amsterdam. Zij woonde daar met drie joodse huisgenoten: een andere weduwe, een handwerkster en een dienstbode. Bilha Isaak Souget-Citroen werd op 5 februari 1943 in Auschwitz vermoord. Zij was 68 jaar. Van haar huishouden zijn claims bekend (JOKOS en LIRO). Haar huisgenote, weduwe Mietje de Lange-Mendels stierf op dezelfde dag en plaats.

  100. Celine/Seline (bij S) Telline Swijt, 1 augustus 1905. Zij woonde in februari 1941 met haar moeder, Dina Swijt-Vas Nunes (Amsterdam, 9 maart 1877), op de Zuider Amstellaan 56-I in Amsterdam - na de oorlog Rooseveltlaan hernoemd. Rebecca Fernandes-Swijt (1870), Jansje Parra-Swijt (1884) en Cornelia Tellina Vas Nunes-Fernandes (1896), zijn mogelijk verwanten. Celine Telline Swijt werd op 23 april 1943 in Sobibor vermoord. Zij was 37 jaar. Haar moeder stierf in Auschwitz, op 11 februari 1944, 66 jaar oud.

    Echtpaar Tay(ij)telbaum-Levie
  101. Jacobi ('Jacob', 'Boy') Machiel Tay(ij)telbaum (de drie slachtoffersites schrijven Taijtelbaum), 18 januari 1896, zoon van Samuel Isay Taytelbaum en Seline Meriam de Vries. Della Julietta Cahen-Taytelbaum (1872) was de zuster van Samuel Isay (zie boven).
    Jabobi's vader was evenals hij in Paramaribo geboren, maar ging in zijn jeugd naar Europa. Hij woonde in Amsterdam en Berlijn. Teruggekomen in Suriname werd hij koopman en industrieel, met interesse in landbouw en goudwinning. Uit zijn huwelijk met Seline de Vries werden in ieder geval twee zoons geboren, Jacob en Max. Op oudere leeftijd leerde Samuel Isay nog Hebreeuws om de diensten in de synagoge beter te kunnen volgen. Tussen 1895 en 1917 was hij lid van het armbestuur van de NIG, waarvan vele jaren als voorzitter. Vanaf 1919 was hij lid van de kerkenraad, tot aan zijn dood in 1939.


    Echtpaar Taytelbaum-Levie (bron: George Taytelbaum)

    Jacobi Machiel Taytelbaum trouwde met Blanche Levie. Jacob was sinds 1929 werkzaam als bankier in Amsterdam. Daar vond op 19 november het huwelijk tussen Jacob en Blanche plaats. Hierna emigreerde het echtpaar naar New York, waar Jacob voor zijn bank zal hebben gewerkt. Het echtpaar woonde van 1934 tot 1937 op de Amstelkade 93 in de hoofdstad, en verhuisde toen naar de Kade A9 in Veere, naast Jacobs broer Max. Jacob had een gevlucht Duits joods jongetje in huis opgenomen. Toen Jacob voor het uitbreken van de oorlog probeerde te ontsnappen aan de Duitse bezetter, werd hij bij de Nederlands-Belgische grens niet toegelaten met de jongen, daar deze de vijandige Duitse nationaliteit had (mededelingen van neef George Taytelbaum, november 2005). Het laatste adres van het echtpaar was Zuider Amstellaan 15 in Amsterdam (1942). De joodse inwoners van Zeeland werden, evenals die van veel Noord-Hollandse gemeenten en Delfzijl, in het voorjaar van 1942 gedwongen te 'evacueren' naar Amsterdam en Westerbork. Voor Zeeland was dit in maart. Jacob Machiel stierf in Auschwitz, op 1 oktober 1942. Hij was 46 jaar. Blanche werd een jaar later vermoord. Zijn broer Max overleefde de oorlog, was geneesheer op Curaço en is in Israel overleden.
    Extra bron: de heer Henk Muntjewerff, juni 2012.
  102. Blanche Tay(ij)telbaum-Levie, 29 maart 1896, dochter van Juda Levie en Grace Gomperts. Zij trouwde met haar stadgenoot Jacobi Machiel Taytelbaum en woonde met hem in Veere (Nederland). Blanche stierf op een andere dag en plaats dan haar man. Haar laatste adres was de Deurloostraat 104 hs in Amsterdam. In 1941 woonden op dit adres ook het gezin van Judith Nassy-Polak en het echtpaar Bueno de Mesquita-Bueno de Mesquita (zie boven). Blanche werd op 11 juni 1943 in Sobibor vergast, op 47-jarige leeftijd. Er stond in september 2012 een niet-uitgekeerde levensverzekering op haar naam (www.stichting-sjoa.nl/nedPolissen.html#t).


    Emanuel Haim Vas Nunes (foto: Joods Monument)

  103. Cornelia Tellina Vas Nunes-Fernandes, 14 maart 1896. Zij trouwde met Emanuel Haim Vas Nunes (Amsterdam, 6 december 1884), arts. De site van het Joods Monument zegt over hem: 'Emanuel Haim Vas Nunes studeerde geneeskunde in Amsterdam, waar hij zijn artsenexamen aflegde op 17 februari 1912. Hij specialiseerde zich in de huid- en geslachtsziekten. Hij woonde en hield praktijk in de Lairessestraat 60 in Amsterdam. Daarnaast had hij praktijk in het Nederlands-Israëlitisch Ziekenhuis (Nieuwe Keizersgracht 110) en op de polikliniek voor geslachtsziekten (Westerpark 2). Emanuel Haim Vas Nunes was regent van het ziekenhuis 'Mesib Nefis'.
    Het echtpaar had twee kinderen. David Daniel (Amsterdam, 25 februari 1918) studeerde geneeskunde in Amsterdam, waar hij zijn doctoraal deed. Hun laatst bekende adres was de Lairessestraat 80 in Amsterdam. Cornelia Tellina en Emanuel werden op 14 oktober 1944 in Auschwitz vermoord. Zij was 48, hij was 59 jaar. Hun zoon David was twee weken eerder, op 1 oktober 1944, in hetzelfde kamp om het leven gebracht, 26 jaar oud. Eén kind heeft de oorlog overleefd. Van dit gezin zijn claims bekend betreffende waardepapieren en waardevolle voorwerpen.

  104. Marianne ('Marie') Machiel van West-Samuels, 21 januari 1888, echtgenote van John van West, hypotheekverzekeraar. Zie voor mogelijke verwanten Selly Elisabeth Samuels (1886) en andere leden van de familie Samuels. Haar schoonvader was dr Izaak van West, die in 1870 in Nederland promoveerde in de geneeskunde en zijn artsenexamen aflegde. Vrienden in Suriname richtten een ziekenfonds op ('De Nuttige Voorzorg') om hem als arts in Suriname te kunnen behouden. Hij bleef en maakte vooral naam als verloskundige. Izaak van West ijverde voor de oprichting van een Geneeskundige School in Suriname, en werd een van zijn leraren. Hij stierf in 1911. Zijn zoon John van West studeerde ook in Nederland en werd kandidaat-notaris. Hij was in Suriname jarenlang 'hypotheekbewaarder' (hypotheekverzekeraar). Na zijn vroegtijdige dood, op 8 maart 1934, verhuisde zijn vrouw Marie van West-Samuels naar Nederland. Haar laatst bekende adres was de Nicolaas Maesstraat 97hs, Amsterdam. Hier woonde zij met de pensionhoudster en een hoogbejaarde man, beiden ook joods. Marianne Machiel van West-Samuels kwam op 27 augustus 1943 in Auschwitz om het leven. Zij was 55 jaar. Haar twee uitwonende kinderen overleefden de Sjoa.


    Nederlands-Israelitische Synagoge in 2007

    [] Jakob de Wilde (Sneek, 2 april 1874) - (de Bye, Schetsen, schrijf Jacob, geboren op 1e dag Pesach, met het foutieve jaar 1875). Zijn echtgenote was Hanna ('Hanny') Smeer (Schoterland, 16 mei 1876). De Wilde kwam eind oktober 1896 naar Suriname om bij de NIG, op 22-jarige leeftijd, voorbidder ('gazan'), slachter ('sjochet') en later ook besnijder ('mohel') te zijn. Drie jaar eerder had de Hoogduitse gemeente een nieuwe rabbijn gekregen, Jacob Roos. De Wilde volgde assistent-voorbidder en koopman Salomon Israel Levie op, die als 'oom Sjolom' 48 jaar lang gazan was geweest. Na vijf jaar ging De Wilde terug naar Nederland (juli 1911). In november 1912 was hij al weer terug, als tijdelijk leraar in de vacature Roos. Vermoedelijk was hij intussen getrouwd met Hanny Smeer. Op 1 december 1913 werd Jakob de Wilde definitief benoemd. Jakob was in deze tweede periode bijna vijftien jaar godsdienstleraar van de NIG. In februari 1927 werd hij voor verdere dienst in de tropen afgekeurd. Er werd hem een jaarlijks pensioen van 637 gulden toegekend. In Nederland was De Wilde gazan in Elburg en vanaf begin 1929 in Tilburg. Bij het uitbreken van de oorlog zal hij gepensioneerd zijn geweest.
    Oud-gazan De Wilde werd vermoedelijk in het najaar van 1942 met zijn vrouw weggevoerd. Dat is bekend dankzij de inboedel-inventarisatie van hun huis aan de Willem II-straat 18 op 3 september van dat jaar (JM). De inventarisatie ging vooraf aan de huisuitzetting en werd uitgevoerd in opdracht van de Hausraterfassung. Men stuurde veel van de geroofde meubels naar Duitsland. Ook eigenden andere instanties of individuen zich wel iets toe. Het huis had twee woonkamers en vier slaapkamers. Op de zolder noteert men: 'waardeloze spullen'. In de kleinste slaapkamer treft de ambtenaar 'rugzak (gepakt) (2)' aan. Het echtpaar was dus al gereed voor het gedwongen vertrek naar Westerbork. Wanneer zij daar ook werkelijk zijn aangekomen is niet bekend. De deportatie naar het vernietigingskamp Sobibor was op 8 juni 1943. Godsdienstleraar De Wilde, die bijna 20 jaar in Suriname had gewerkt, werd evenals zijn vrouw op 11 juni 1943 vergast. Hij was 69 jaar, zij 67 jaar.

  105. Julius Wolff, 6 mei 1910. Julius was getrouwd met een niet-joodse vrouw. Ze hadden vier kinderen. Hun laatst bekende adres was de Lodewijk Boisotstraat 2-I in Amsterdam. Het echtpaar was lid van het verzet. Ze boden onder meer aan Duits-joodse vluchtelingen een onderduikplek op zolder. Dit is verraden door een buurtgenoot. Zijn vrouw en kinderen waren gewaarschuwd en vonden onderduik op verschillende plaatsen in Nederland. Julius Wolff kwam door vlektyfus om het leven in Dachau, op 4 februari 1945. Hij was 34 jaar.


    Elisabeth Lea Zinger-Root, 4 november 1921 (foto: Joods Monument)

  106. Elisabeth Lea Zinger-Root, 21 Juni 1879 in Post Nassau in Beneden Saramacca. Haar naam werd ons medegedeeld door John Stienen. Elisabeth was een dochter van de Amsterdammer Mozes Root en Leentje Frank uit Utrecht, die in 1875 in Paramaribo met elkaar trouwden. Ze was de tweede van zeven kinderen. Ook haar zussen Esther en Hanna Marie en haar broer Abraham Hartog werden in Suriname geboren - zie boven. Elisabeth Lea stierf op 25 januari 1943 in Auschwitz.


    Post Nassau kaart Cateau van Rosevelt 1860-79 (foto: blogspot arkhamarchivaris 2012-01)

    Toen ouders en kinderen in 1891 terug naar Nederland kwamen woonde men korte tijd in Amsterdam. Daarna verhuisde het zich uitbreidende gezin naar Arnhem, in 1892 naar Rheden en in 1895 terug naar de hoofdstad. Elisabeth Lea trouwde in 1903 met de 28-jarige venter Isaäc Montanhes, een zoon van Abraham Montanhes en Rachel da Silva Abenatar. Het echtpaar kreeg in 1910 een dochter, Femmie. Het huwelijk hield geen stand en werd kort daarna ontbonden.
    Elisabeth ging samenwonen met de diamantslijper Joseph Zinger, een zoon van Mozes Abraham Zinger en Femmetje Tonningen. Het gezin woonde in de Rapenburgerstraat 132, de oude jodenbuurt, in hetzelfde huis als Elisabeths jongere zus Hanna Maria. Later verhuisde men naar de Govert Flinckstraat 358 (inwoning bij Andersen). Elisabeth en Joseph kregen vier kinderen: Mozes, Leentje, Abraham Joseph en Sarah. Ook Femmie Montanhes maakte deel uit van het gezin. Mozes en Leentje werden 'voorkinderen' genoemd, omdat het huwelijk pas in 1916 officieel werd. In 1915-1916 verbleef Joseph ruim een half jaar in Brooklyn U.S.A.
    Drie jaar na het eind van de Eerste Wereldoorlog, in oktober 1921, vertrok het gezin Zinger naar Antwerpen. Omdat de familie zonder visa naar België was getogen en de Antwerpse autoriteiten geen 'voorstel tot verblijf' deden, gingen ze in december 1921 terug naar Amsterdam. Men vond huisvesting bij de weduwe van Mordechay Morpurgo in de Eerste Oosterparkstraat 120. Daarna werd nog zo'n zes keer verhuisd, totdat er in september 1934 een eigen woning was in de Hofmeyerstraat 5 III, ook in Amsterdam-Oost. Mozes, kantoorbediende, had intussen psychische problemen gekregen en werd in 1930 opgenomen in het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht 'Het Apeldoornsche Bosch'. Zijn moeder volgde hem van oktober 1933 tot 1936, het jaar dat zij ontslagen werd.
    Tijdens de Duitse bezetting werden de meeste leden van het gezin slachtoffer van de Sjoa. Femmie Montanhes was in 1934 in Amsterdam met Jacques Leonhard Léon (1904) uit Den Haag getrouwd. Zij woonden in Amsterdam en kregen in 1935 een dochter, Geertrui. Jacques overleed in januari 1940. Femmie en haar dochter werden op 23 juli 1942 in Westerbork geregistreerd en op 31 juli naar Auschwitz gedeporteerd, waar zij op 2 augustus om het leven werden gebracht. Sarah, hulp-in-de-huishouding, werd op 4 september 1942 van Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd, waar zij na aankomst op 7 september onmiddellijk werd vermoord.
    Elisabeth Lea Zinger-Root was op 15 juli 1942 opnieuw opgenomen in 'Het Apeldoornsche Bosch'. Samen met haar zoon Mozes en de meeste andere patiënten en stafleden werd zij op 23 januari 1943 op transport gesteld naar Auschwitz en bij aankomst direct vergast. Toen zijn vrouw opnieuw werd opgenomen verhuisde Joseph Zinger naar de Middenweg 201 hs, een rusthuis van de verpleegster Fijtje Kischneider-de Groot. Op 3 april 1943 werd hij opgepakt en afgevoerd naar Westerbork, vanwaar hij op 6 april werd gedeporteerd naar Sobibor. Direct na aankomst op 9 april werd hij vergast. Mevrouw Kischneider stierf op 2 juli van hetzelfde jaar in hetzelfde kamp.
    Leentje Zinger, kantoorbediende, en Abraham Joseph, magazijnbediende, overleefden de Holocaust.


    Bronnen / Verder lezen


    Alle foto's zijn van Pim Ligtvoet, tenzij anders vermeld.

    John H. de Bye, Historische schetsen uit het Surinaams jodendom. Uitgeverij Conserve, Schoorl, 2003. (Het boek bevat veel 18e en 19e eeuwse archiefstukken, vooral van de Hoogduitse gemeente, de lijst met Holocaustslachtoffers uit Teroenga en daarnaast o.a. een aantal carrièrebeschrijvingen van bekende en opmerkelijke mannen uit het Surinaams jodendom, tot in de 20e eeuw).



    Allochtonen van nu & de oorlog van toen - Marokko, de Nederlandse Antillen, Suriname en Turkije in de Tweede Wereldoorlog
    Ad van den Oord, SDU/Forum 2003, isbn 90-5409-420-6



    Wereldoorlog in de West - Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba 1940-1945. Liesbeth van der Horst - Uitgeverij Verloren, ISBN 90-6550-794-9

    Anne Frank Stichting

    DutchJewry

    Joods Monument

    Lo Tisjkach

    Oorlogsgravenstichting, met dank aan dhr. J. Teeuwisse

© 2023 Bevrijding Intercultureel